Schouderhoogte: tot 130 cm

Kleur : Zomer roodbruin, daarom roodwild, winter grijs

Komt voor: op de Veluwe, in de Oostvaardersplassen en in Limburg/Brabant.

Aantal (voorjaarsstand): Op de Veluwe in de vrije wildbaan ca. 1600 stuks,  waarvan in het Kroondomein 220, Hoge Veluwe 220, Deelerwoud 180. Weerterbos
(download PDF) 30 stuks. Oostvaardersplassen 700, (Zomerstand kan 50-75% hoger liggen).

Nadere kennismaking met het Edelhert

Het edelhert komt al sinds pre-historische tijden in Nederland voor, er zijn veel versteende beenderen gevonden uit de laatste ijstijd. Sinds begin vorige eeuw verdrongen naar de Veluwe, waar het op de arme zandgronden moet overleven.
Het edelhert is een sociaal levend dier dat rust, ruimte en variatie in voedsel nodig heeft, zelfs op de Veluwe is dit vaak een probleem.
Een mannelijk dier heet hert en een vrouwelijk dier hinde.
Leeft het grootste deel van het jaar in kuddeverband, roedels genaamd.
Een hert weegt maximaal 225 kg met een schouderhoogte van 130 cm, een hinde, kleiner, tot 125 kilo.


Dekking
Een ervaren hinde geeft leiding aan het roedel, zij wordt de leidhinde genoemd.
Het verband in hertenroedels is iets losser.
Edelherten kunnen zich goed aanpassen aan verschillende voedselomstandigheden.
Naast grassen, met name bochtige smele, eten zij ook jonge hei, kruiden, boomknoppen, twijgen, blad van loofbomen, bosbessen en in de herfst zijn ze gek op eikels en ook wel kastanjes. In de winter ook heide en dennennaalden.


De paartijd van het edelhert heet bronsttijd.

Er zijn drie bronstperioden, de voor-, hoog- en nabronst. In de voorbronst staan de jongere herten nog bij de kaalwildroedels en gaan verjaagd worden door de veel zwaardere soortgenoten. Zij blijven in de buurt van het bronstroedel rondhangen en pas in de nabronst keren zij weer terug in het roedel. De hinden gedragen zich kalm en onge?nteresseerd en proberen hun vaste wissels te trekken, wat vaak door het plaatshert wordt tegengegaan. Hinden kunnen zelfs rustig staan te laveien, terwijl er op geringe afstand een hevig gevecht tussen de mannelijke rivalen aan de gang is. Slechts af en toe kijken ze naar de vechtende herten. Tijdens de hoogbronst komen de gevechten pas goed op gang. Vooral wanneer het wat kouder is, klinken in de nacht en vroege ochtend de zware burlende stemmen van de herten. De kapitale herten hebben dan bezit genomen van de bronstroedels en ze doen hun uiterste best de hinden bij elkaar te houden en te verhinderen dat ze de dekking in verdwijnen. Steeds weer zullen de geringere stukken, die geen kans zagen een roedel bronstige hinden te veroveren, proberen zich tussen het plaatshert en zijn hinden te dringen, wat dan weer de gevechten tussen deze herten en het plaatshert oplevert. In de nachtelijke stilte is duidelijk het tegen elkaar kletteren van de geweien te horen. Terwijl het gevecht zich voortzet, verplaatst het gevecht zich. De sterkste herten, plaatsherten, proberen zoveel mogelijk hinden te veroveren en rivalen worden met imponeergedrag verjaagd. Lukt dit niet dan volgt soms een gevecht op leven en dood. Soms ook letterlijk; de geweien blijven in elkaar haken en de herten sterven van uitputting. De herten moeten proberen op de lopers te blijven. Valt een hert, dan maakt het grote kans geforkeld te worden, de rivaal steekt met zijn gewei diep in het lichaam. Na een paar dagen is het plaatshert zo moe dat het wordt verjaagd door een rivaal. De hoogbronst duurt in de regel niet langer dan een week en dan volgt geleidelijk aan de nabronst. Zijn er nog een paar bronstige hinden, dan wordt het dringen. Soms zwerven er tien herten rondom de hinde. Tot een gevecht zal het vaak niet meer komen; de herten zijn te vermoeid. In de tweede week van oktober is het afgelopen. De herten zijn sterk zo vermagerd en vermoeid, dat ze overdag vele uren slapen en niet waakzaam meer zijn. Merken ze toch gevaar op, dan lopen ze weinig gehaast weg.
Een enkele keer zal in februari nog geburl te horen zijn. Doordat de vrucht zich niet afgezet heeft, kan de hinde plotseling weer bronstig worden. Een lokale bronst kan dan ontstaan er er kan gevochten worden. Niet ongevaarlijk voor de oudere herten; zij hebben hun gewei al afgeworpen en staan dan tegenover de jongere heren m?t gewei. Deze schijnbronst duurt meestal niet langer dan een paar uur.

Bedreigingen en beheer

Het edelhert is ons grootste levende zoogdier, is volledig beschermd en er wordt dus slechts bejaagd uit oogpunt van beheer.
De mens is zijn enige bedreiging, er vallen jaarlijks veel verkeersslachtoffers. Van luchtballonnen raken edelherten in paniek, ook struinende honden en lawaai makende recreanten hebben dit effect.
Op de Veluwe leven edelherten in feite op een eiland en is een jaarlijks afschot, gelijk aan het aantal geboorten min de verkeersslachtoffers, verplicht door de overheid. Zou dit niet gebeuren dan zouden de edelherten eerst hun eigen leefgebied grotendeels vernietigen en daarna zou de voedselsituatie hun aantal reguleren. Omwille van het dierenwelzijn en de nagestreefde relatie van planten en diergemeenschappen, moet er dus worden afgeschoten. Dit gebeurt in een zo kort mogelijke periode door daartoe goed opgeleide mensen na jaarlijkse inventarisatie en slechts met een specifieke vergunning. Er wordt slechts een aanwijzing of ontheffing verleend door de provincie Gelderland, die op grond van artikel 67, lid 1, de Vereniging Wildbeheer Veluwe aanwijst als uitvoerend orgaan tot het verminderen van de populatie edelherten. Dit gebeurt na goedkeuring van een jaarlijks ingediend beheerplan via het Grofwildberaad, met als enig acceptable reden: "Het belang van de landbouw (lees hier bosbouw) en ter voorkoming en beperking van belangrijke schade aan de flora en fauna". Vergunning wordt alleen in die gevallen verleend als er geen andere bevredigende oplossingen mogelijk zijn. Er is dus ook geen jachtperiode, slechts een afspraak dat noodzakelijk afschot plaatsvindt tussen 1 augustus en 15 februari. Buiten deze periode kan ook afschot plaatsvinden i.v.m. gevaar opleverende en/of verzwakte dieren.

Toekomst

De Vereniging het Edelhert maakt zich al meer dan 70 jaar sterk voor het edelhert en zijn leefgebied.
Het Edelhert is een van de boegbeelden geworden voor vele natuurbescherming-instanties in Nederland. Onze vereniging zal als expert blijven waken voor een "hertwaardig" bestaan voor de herten.


Image
Klieren Het reukorgaan, de windvang oftewel de neus is goed ontwikkeld en dat is van groot belang bij het vinden van dieren van het andere geslacht, het zoeken van voedsel en het waarnemen van vijanden. Het hert heeft een geurklier bij het enkelgewricht. Hiermee wordt geur aan het struikgewas afgeven. De stuitklier geeft tijdens de bronst een reukspoor af aan de lucht. Om de geur op te snuiven heft het mannelijk hert de kop op en maakt rare bewegingen met de lippen (flemen)

foto Mark Moraal
Als het gewei volgroeid is, jeukt de bast (vel) ontzettend. Het vegen (schuren) in augustus om de bast te verwijderen is zichtbaar lekker. Het hert heeft zijn ogen dicht van genot. Nadat het vegen voltooid is en de bast helemaal verwijderd is, is het gewei gevoelloos.

(hert in de Belgische Ardennen)

De maximale leeftijd van het edelhert is ongeveer 16 jaar.

Leefwijze edelhert

Er zijn hertenroedels en roedels met voornamelijk vrouwelijke dieren, kaalwildroedels genoemd.
Voor een herkauwer bestaat de dag uit eten, herkauwen, voortbewegen, sociaal contact en rusten in de

Edelhert in oktober na een vermoeiende bronstperiode.

Vanaf half september is het burlen van de herten te horen in de Veluwse bossen. De hertenroedels zijn dan al uit elkaar gevallen en voormalige vrienden zijn nu even aartsrivalen.

Het hert heeft een gewei , een hinde niet. Het gewei wordt elk jaar afgeworpen in het vroege voorjaar en daarna groeit er in vier maanden tijd weer een nieuw gewei, dat tot op een leeftijd van 12 jaar steeds groter wordt, daarna verliest het hert aan kracht en wordt het gewei weer kleiner. Het hert gebruikt het gewei als imponeermiddel en soms om mee te vechten. Het gewei groeit in het voorjaar, is soms wel 10 kg zwaar.


Hier staat een hert te flemen. Als een hert in de bronsttijd achter een hinde aanzit, maakt hij deze typische bewegingen met zijn lippen en steek zijn tong naar buiten. Hij doet dit om de geuren van de hinde beter te kunnen analyseren en te weten te komen of de hinde bereid is te paren.

foto Maas van de Ruitenbeek
De sterkste herten, plaatsherten, proberen zoveel mogelijk hinden te veroveren en rivalen worden met imponeergedrag verjaagd. Lukt dit niet dan volgt soms een gevecht op leven en dood. Soms ook letterlijk; de geweien blijven in elkaar haken en de herten sterven van de uitputting. Ook kan een hert geforkeld worden; de rivaal steekt met zijn gewei diep in het lichaam. Na een paar dagen is het plaatshert zo moe dat het wordt verjaagd door een rivaal.

foto: Nature Moments

burlen hert in de bronst (geluid)

burlen wapitiehert (geluid)

burlen hert 3
(geluid)

burlen, uitademen

Indien in de groeiperiode het gewei wordt beschadigd, heeft dat meestal geen blijvende gevolgen. Het gewei zal volgend jaar weer normaal groeien. Nadat de bast (vel) er in augustus wordt afgeschuurd (geveegd), is het gevoelloos.
foto: Jan Paulides
Een hinde krijgt elk jaar tussen eind mei en half juni na een draagtijd van tussen de 33 en 34 weken een kalf. Het kalf blijft twee jaar bij de moeder, zodat men vaak een hinde met een eenjarig dier en een klein kalf ziet. Dit noemt men een familieverband en enkele families bij elkaar heet een roedel. In juni is soms zelf moeder met tweejarige hinde (net geen smaldier meer), smaldier en kalf te zien (zie foto)