GEBRUIK VAN WILDVIADUCT TERLET DOOR REE, EDELHERT EN WILD ZWIJN

INLEIDING

Medewerkers van het Veluws Hert zijn wederom bezig met het tellen van sporen op het wildviaduct Terlet. Dit is niet voor het eerst dat een dergelijk onderzoek naar het gebruik van het viaduct door de grote wilde hoefdieren plaatsvindt. Onder andere In 1995 verscheen een rapport over het gebruik van het wildviaduct Terlet door edelherten, reeë
n en wilde zwijnen in de periode mei 1994 tot en met april 1995, inclusief een vergelijking met het gebruik zoals dat in het jaar 1989 was vastgesteld (Worm, 1995).


BES
CHRIJVING, LIGGING EN OMGEVING VAN HET WILDVIADUCT


Het wildviaduct Terlet verbindt het Deelerwoud ten westen van de A50 met de Imbosch ten oosten van de A50. Beide terreinen zijn in eigendom en beheer bij de Vereniging Natuurmonumenten (NM). Zuidelijk van het viaduct is het vliegcentrum Terlet gelegen en noordelijk het gehucht Groenendaal. Figuur 1 geeft de ligging aan van het gebied. Als gevolg van de aanleg van het wildviaduct Terlet is het NM-raster van het Deelerwoud verwijderd. Hiermee werd niet alleen zo'n 800 ha wildbaan aan het leefgebied toegevoegd in april 1989, maar werd de gehele westzijde van de A50 (Deelerwoud NM-gedeelte, Terletse Heide, Arnhemse Heide en Koningsheide, bereikbaar voor edelherten, zwijnen en andere dieren die aan de oostzijde van de A50 leven. Dit betekende een uitbreiding van het leefgebied van de Zuidoost-Veluwe met in totaal zo'n 2075 ha!

Het wildviaduct is aangelegd op maaiveldhoogte, heeft een lengte van 95 meter en een breedte van ongeveer 50 meter. Het viaduct is (bewust) niet ingeplant, met uitzondering van de afschermende geluidswallen; een spontane vegetatieontwikkeling wordt voorgestaan. De ligging van het viaduct is gebaseerd op oude, deels nog bestaande migratieroutes van edelherten en terreinomstandigheden ter plaatse.

Het wildviaduct is over een breedte van 50 meter passeerbaar. Vergelijking met wildviaducten in andere landen leert dat de twee nederlandse wildviaducten over de A50 breed zijn. In Duitsland zijn beide wildviaducten over de B33 35 meter breed en in Frankrijk zijn de viaducten over de A36 8 of 12 meter breed (kleinste breedte). In Zwitserland zijn echter wildviaducten aangelegd met een breedte van 200 (!) meter over de N7. Inmiddels is vast komen te staan dat de breedte van een wildviaduct maatgevend is voor de effectiviteit ervan, maar het is nog niet mogelijk om een minimale breedte te bepalen die toch leidt tot een effectieve verbinding. Deze minimum-breedte is grotendeels situatie-afhankelijk: welke diersoorten maken er gebruik van, welke vegetatietypen zijn gewenst en welke andere functies heeft de passage nog meer (verharde/onverharde ontsluitingsweg, fiets- of voetpad etc.). Hierover zijn de nodige rapporten en artikelen verschenen, zie bijvoorbeeld Van Wieren & Worm, 2001.


ACHTERGROND

Het vermelde rapport geeft het gebruik van het wildviaduct Terlet door een aantal grote zoogdieren weer gedurende 2 verschillende jaren. De passages van edelhert, ree en wild zwijn zijn in beide perioden van 1 jaar vastgesteld aan de hand van sporen in een zandbed. Het wildviaduct Terlet verbindt het Deelerwoud, gelegen ten westen van de A50, en de Imbosch, onderdeel van het Nationaal Park Veluwezoom, ten oosten van de A50. Beide terreinen zijn in eigendom en beheer bij de Vereniging Natuurmonumenten (NM).

In 1989 werd voor het eerst het gebruik van het wildviaduct Terlet en Woeste Hoeve systematisch vastgesteld. Hierover is ook in Het Edelhert (26e jaargang, nr 2, zomer 1991) bericht onder de titel "Grofwildovergangen Terlet en Woeste Hoeve voldoen goed".

In de vijf daarop volgende jaren hebben zich een groot aantal veranderingen in het terrein(beheer) aan weerszijden van het wildviaduct Terlet voorgedaan. De belangrijkste veranderingen waren het verwijderen van diverse rasters waardoor het leefgebied vergroot werd en voormalige landbouwgebieden toegankelijk werden voor het wild, het stoppen met lokvoeren op terreinen van de Vereniging Natuurmonumenten aan de oostzijde van het viaduct, het omvormingsbeheer in de bosvakken, het extensiveren van het padenstelsel en de begrazing door Schotse Hooglanders. In 1989 werd passage door edelhert, wild zwijn, ree en vos vastgesteld. In 1994/1995 werden ook passages door damhert, das en Schots Hooglandrund waargenomen. Reden te meer om in 1994/1995 nogmaals de passages te tellen om zo te kijken of de genoemde veranderingen ook tot veranderingen in het gebruik van het wildviaduct leidden.

RESULTATEN


In 1989 was sprake van 93 waarnemingsronden; in 1994/1995 zelfs van 114 waarnemingsronden. Werden in 1989 de waarnemingen afwisselend door Ton Heekelaar en Piet van Merrebach beiden in dienst als faunabeheerder bij NM - verricht; in 1994/1995 werden alle gegevens door Ton Heekelaar verzameld.

Soorten passerende zoogdieren
In 1989 werden passages door edelhert, wild zwijn en ree geregistreerd. Daarnaast werd in 1994/1995 ook meerdere malen passages door damherten waargenomen. Ondanks dat (enkele) damherten in 1989 al wel gebruik van het wildviaduct konden maken, zijn ze toen niet geregistreerd.
Opvallend is de verandering in gebruik van het wildviaduct door de das. Werd er in 1989 nog geen melding gedaan van passages door dassen, in 1994/1995 lijkt passage door dassen een "gewone" zaak. De das heeft zelfs meerdere latrines (mestputjes) op het viaduct en maakt hier vrijwel dagelijks gebruik van.

kortom:1989: edelhert / wild zwijn / ree / vos1994/1995: edelhert / wild zwijn / ree / vos / damhert / das / Schots Hooglandrund.

Aantallen passerende zoogdieren:


Uit tabel 1 blijkt dat in 1989 het overgrote deel van de waarnemingen toe te schrijven is geweest aan passages door wilde zwijnen, namelijk tweederde deel (gemiddeld 8 van de 12 passages). In 1994/1995 was het aandeel zwijnenpassages afgenomen tot een kwart van alle passages en was het aandeel hertenpassages flink gestegen.


Tabel 1: Weergave gemiddeld aantal passages per maand in 1989 en 1994/1995.
Image
TOT = totaal / EH = edelhert / WZ = wild zwijn / RE = ree.


In totaal werden in 1994/1995 tijdens de 114 waarnemingsronden maar liefst 1069 passages vastgesteld van edelherten, 243 van reeën en 500 van wilde zwijnen. De waargenomen groepsgrootte bij de edelherten varieerde van 1 tot 17. De gemiddelde groepsgrootte over het gehele jaar was 2,2. In de eerste 4 maanden van het jaar (januari t/m april) waren de gemiddelde groepsgroottes het hoogst. In juni, september en oktober was de gemiddelde groepsgrootte het kleinst. Verklaring hiervoor kan zijn dat het wildviaduct in de bronsttijd voornamelijk gebruikt wordt door zoekende herten en niet zozeer gepasseerd wordt door hele bronstroedels


Image
Tabel 2: Weergave verdeling van de passages in 1994/1995. Edelhert + wild zwijn + ree = 100%.

CONCLUSIES

Belangrijkste conclusie is dat in vergelijking met 1989 het viaduct in 1994 nog intensiever gebruikt werd door edelherten en reeën. Wilde zwijnen maakten juist minder gebruik van het viaduct. Nadere beschouwing van de telgegevens leert dat het verschil met name voortkomt uit een lage passagedichtheid in het eerste halfjaar van 1989, of misschien juist een hoge passagedichtheid in het eerste halfjaar uit de periode 1994/1995. De meest waarschijnlijke oorzaak hiervan is het verwijderen van het NM-raster rond het Deelerwoud medio 1989 geweest. Hierdoor kreeg een groter gebied en een groter aantal dieren aansluiting op het wildviaduct.


Behalve aantalsveranderingen deden zich ook verschuivingen in het aandeel passages per diersoort voor. Met name het aandeel edelhertenpassages was in 1994/1995 sterk toegenomen ten opzichte van 1989. Reden voor deze toename in het gebruik door edelherten is waarschijnlijk de vertrouwdheid die de dieren kregen met de nieuwe situatie; toen het raster om het Deelerwoud verwijderd werd moesten het trekgedrag en de wissels van en naar het wildviaduct nog gestalte krijgen. Dat proces lijkt langer te duren bij edelherten dan bij wilde zwijnen. De afname in gebruik door wilde zwijnen was mogelijk te wijten aan het feit dat deze dieren sterk gestuurd worden door bijvoerverstrekking.


Het rapport uit 1995 sluit af met de aanbeveling om: Over vijf jaar deze tellingen nogmaals te verrichten: het nieuwe, integrale, terreinbeheer is dan naar verwachting op beide terreinen van de Vereniging Natuurmonumenten een gegeven en er kan dan gesproken worden van een stabiele situatie. Het is erg interessant om dan te kijken wat dit voor invloed heeft op de passages over het viaduct.

De uitwerking van de nu verzamelde gegevens zal hierover uitsluitsel geven. We zijn benieuwd naar de uitkomsten!


AANGEHAALDE LITERATUUR

Litjens, B.E.J., 1991. Evaluatie wildviaducten A50. Consulentschap Natuur, Milieu en Faunabeheer van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Arnhem.
Litjens, B.E.J., 1991. Grofwildovergangen Terlet en Woeste Hoeve voldoen goed. In: Het Edelhert, 26e jaargang, nr 2, zomer 1991.

Wieren, Van, S.E. & P.B. Worm, 2001. The use of a motorway wildlife overpass by large mammals. In: Netherlands Journal of Zoology 51 (1): 97 -105.

Worm, P.B., 1995. Gebruik van wildvaduct Terlet door ree, edelhert en wild zwijn. Vereniging Natuurmonumenten, 's-Graveland