Behorende tot de endoparasieten

Er bestaat een grote en een kleine soort (Fasciola hepatica), de grote (Dicrocoelium lanceolatum) wordt ca. 2 cm lang. De grote leverbot is plat en heeft schubvormige stekels en veroorzaakt dikke galgangen, die als witte pijpen in de vervormde lever zichtbaar zijn. Bij de kleine leverbot zijn de galgangen alleen op een doorsnede van de lever zichtbaar. De eitjes komen vervolgens met de gal mee in de darm en worden met de ontlasting geloosd. Uit de eitjes komen de larven, die als tussengastheer een slak opzoeken en die zich in de slak enorm gaan delen. Daarbij kunnen uit één larve tot 4000 nieuwe larven kunnen ontstaan, die tot kluwen (clysten) samenklonteren en door de slak langs de grashalmen worden afgezet. Het gras wordt gegeten door het roodwild, komen via de darm in de lever en de kringloop is rond.

Symptomen:
Vermagering, slechte verkleuring, zwellingen aan de kop, hals en buik. In ernstige gevallen gaat het wild dood. In de lever bevinden zich oude en nieuwe etterhaarden, vooral in de buurt van de galgangen
Op de lever, soms verschrompeld, kunnen mogelijke blazen, littekens of verhardingen aanwezig zijn. Het overlangs doorsnijden van de lever geeft een goed beeld van de toestand van de lever. Bij infecties met leverbotworm wordt in de leverkanaaltjes een vloeistof waargenomen en kunnen ook de platwormen zelf waargenomen worden. Aan de leveroppervlakte kristvormige geelwitte vlektje

Verloop:
Leverinfectie

Image

De lever van een gezonde ree. Een mooi glad oppervlak en een dieprode glanzende kleur. De randen zijn niet opgezwollen.

Image

Sterke graad van infectie met leverbot.

Bij sterkere infecties (reeds verder gevorderd) komt de leverbotworm ook in de buikholte van de reeën voor.
De lever is volledig opgezwollen en verkleurd. De leverbot komt ook buiten de lever in de galwegen, tussen de ingewanden en in de buikholte voor.


Image

De infectie kan ook leiden tot bloeduitstortingen van de lever. De tussengastheer van de leverbotworm is een waterslak; leverbotworm komt dan ook hoofdzakelijk voor in natte gebieden waar hoge dichtheden van herten of reeën aangetroffen worden. De parasiet kan verschillende jaren in het dier aanwezig zijn zonder dat het dier eraan sterft. De eitjes worden samen met de uitwerpselen terug uitgescheiden en ontwikkelen zich vervolgens verder in de waterslakken.