Hoog Soeren – Zaterdag 18 januari 2020. Op deze wisselvallige en later wat sombere zaterdag verzamelen we bij het de Witte Kapel in Hoog Soeren en ontmoeten we onze gids Henry Kats. Wat direct opvalt is de hoge opkomst. Om stipt twee uur is de groep compleet in begint Henry zijn verhaal.

 

Hoog Soeren is een erg mooi en fotogeniek dorpje midden in de Koninklijke Houvesterijen op de Veluwe. Onze gids Henry is erg goed bekend in het dorp en neemt ons mee in de historie, de relatie met het water en de band met de Oranje’s. Het belooft dus niet alleen een excursie te worden over flora en fauna, maar zeker ook een stuk cultuurhistorie.

Er zijn slechts drie wegen om in Hoog Soeren te komen, maar wist u dat er in Hoog Soeren zelf geen straten zijn? Alle huizen in Hoog Soeren hebben gewoon een huisnummer. Je woont dus bijvoorbeeld in Hoog Soeren 103, of in Hoog Soeren 75. Dat is uniek in Nederland.

Begin vorige eeuw werkte bijna iedereen die in Hoog Soeren woonde voor de Oranje’s. Aan het metalen gewei boven de deur kon je dan ook zien wie dat waren, maar ook welke plaats in de hierarchie iemand had. Zo kon bijvoorbeeld een bosarbeider een acht-ender boven zijn voordeur hangen, de houtvester een tien-ender en de opper-houtvester een twaalf-ender.

Ook vertelt Henry over de bijzondere villa “Mjølnir” uit 1905. Kunstenaar Gustaaf van de Wall Perné kreeg door zijn verdienste de mogelijkheid om een stuk grond te kopen in het dorp, en bouwde daar zijn zomerhuis en atelier. De mooie Villa met veel Noorse invloeden is een van de pronkstukken van het dorp. Na zijn dood in 1911 is zijn vrouw in het huis gaan wonen en heeft steeds mogelijkheid aan kunstenaars geboden om hun werken hier tentoon te stellen. Ook heeft zij de markante toren in de tuin gebouwd, ter nagedachtenis aan haar overleden echtgenoot.

Door de hoge ligging van het dorp is de watervoorziening altijd lastig geweest. In 1863 is door Koning Willem III een waterput aan het dorp geschonken, als deze put droog stond, moesten de bewoners naar het Pomphull beneden in het dal om water te halen, die zij dan met kruiwagens en vaten omhoog haalden naar het dorp. Toen Konigin Wilhelmina op 12 november 1927 het dorp (op eigen kosten) op het water liet aansluiten is dit gevierd met “Tonnetjesfeest” waarbij voor het laatst de kruiwagens en de tonnetjes versierd door het dorp zijn gereden.

Via een mooi laantje lopen wij het dorp uit en komen in een stuk bosreservaat, wat eerst voornamelijk bestaat uit beukenbos met daartussen de dode stammen van eikenbomen. Het is duidelijk welke bomen er geen licht meer hebben gekregen. Op de dode eikenstammen zitten veel tonderzwammen.

Na een kleine kilometer gaat het bos bijna abrupt over in een Eikenbos met dichte onderbegroeiing. Wat opvalt zijn de grillige gevormde Eikenbomen waarbij dikwijls veel kronkelende stammen dicht bij elkaar groeien. Henry vertelt ons dat dit een 'Spaartelgenbos' is. Armere gezinnen konden in de wintermaanden het schors van de Eiken winnen (het Eeken), dit schors gebruikte men in de leerlooierijen. Van iedere stam liet men één telg staan, waar de naam Spaartelgenbos vandaan is gekomen.

Lopend rond de Dassenberg komen we op erg mooie plekjes met een doorkijk naar Assel, Nieuw Milligen en kunnen we de radiomast bij Het Leesten zien. Aan de prenten te zien loopt hier veel wild, wat we vandaag helaas niet te zien krijgen. Duidelijk zijn de druk belopen wissels waarvan het roodwild gebruik maakt om vanuit de dekking naar de heidevelden te gaan.

Door afwisselend landschap met veel hoogteverschillen lopen we na een uur of twee langzaam weer naar het dorp toe. De laatste stop is bij het eerder genoemde Pomphull, nu een mooie rustige plaats waar het wild kan drinken. Net als de mens is er ook voor de dieren weinig gelegenheid om aan water te komen in deze hooggelegen omgeving.

Onze excursie eindigt bij het authentieke Jachthuis, een restaurant dat Henry van harte kan aanbevelen.

Henry, namens alle deelnemers aan deze boeiende excursie, Ontzettend bedankt!