Donderdag 30 juni 2005 - Driebergen - De natuur gedijt wanneer dode dieren blijven liggen in het gebied. De kadavers vormen „een bron van leven“ voor andere diersoorten, aldus Staatsbosbeheer gisteren.

In het Flevolandse gebied de Oostvaardersplassen heeft de natuurbeheerder de afgelopen jaren kadavers van herten laten liggen. De dode dieren zijn een bron van voedsel voor vossen, kraaien en allerlei kevers. De kadavers trekken ook bijzondere gasten als zeearenden en de monniksgier aan.
De beheerder vindt gezien de ervaring dat kadavers moeten blijven liggen om hun rol in de natuur te vervullen. „Inmiddels is iedereen wel gewend aan dode en scheefhangende bomen in het bos, maar dode dieren laten liggen is nog weer een volgende stap waar het publiek mee vertrouwd moet raken“, aldus Staatsbosbeheer.
De natuurbeheerder verwijst ook naar het boek ’Dood doet leven’, dat morgen verschijnt. Hierin houden verschillende auteurs een pleidooi voor het laten liggen van de kadavers. Het weghalen van de dode dieren wordt hierin een „aderlating voor de biodiversiteit in Nederland“ genoemd.


Stank

Voorzitter R. Lardinois van de Stichting Kritisch Bosbeheer stelt in het boek dat de stankoverlast van kadavers zich beperkt tot „hooguit enkele dagen“. Een dier van honderd kilo is na zes dagen voor viervijfde opgegeten door aaseters. Hij meldt tevens dat planten, bomen en struiken gebaat zijn bij de kadavers. „Vossen en zwijnen verspreiden de harde delen als hoorns, huid en beenderen over het natuurgebied“, dat voor belangrijke mineralen voor het groen zorgt.
Het natuurbeheer in de Oostvaardersplassen raakte de afgelopen winter in opspraak. De opzet voor het Flevolandse gebied is dat de natuur zijn gang moet gaan en dieren niet bijgevoederd mogen worden. Staatsbosbeheer mag alleen lijdende grazers afschieten.
Afgelopen winter stierven door voedseltekort echter enkele honderden edelherten, heck- runderen en konikpaarden.