LELYSTAD - Het voorjaar is een kritische periode voor de 3000 heckrunderen, konikpaarden en edelherten die in de Oostvaardersplassen tussen Lelystad en Almere leven. De dieren zijn weliswaar bestand tegen een normale winter, maar extreme weersomstandigheden kunnen fataal zijn.

Image

Gemiddeld overleeft 15 tot 20 procent van de grote grazers dit seizoen niet. "Maar daar profiteren andere beesten weer van," zegt boswachter Hans Breeveld. Dieren die in de winterperiode erg verzwakt raken, zijn in het voorjaar vaak een makkelijke prooi.

Ver weg van de kudde staat een stier helemaal alleen in de ongerepte natuur van de Oostvaardersplassen, een bijzonder natuurgebied van 5600 hectare in Flevoland. De zwarte vacht glimt niet en het is goed te zien dat er een strenge winter is geweest. Het dier smikkelt van het opkomende gras en laat zich lekker in de modder glijden. "Tja, hij is wat mager, maar dat is nog geen reden om hem af te schieten", oordeelt Breeveld.

De boswachter weet het niet helemaal zeker, maar de kans is groot dat de onlangs gesignaleerde monniksgier op de kadavers afkwam. Net als de zeearend, die regelmatig neerstrijkt in de Oostvaardersplassen, is deze gier afhankelijk van grote kadavers. "Het is heel frappant dat deze monniksgier nadat hij was uitgezet in België, een paar dagen later hier was. Echt een toevalstreffer, maar hij ruikt dode beesten al op grote afstand."

Het aantal dieren dat jaarlijks nieuw leven ziet in dit gebied, is net zoveel als de beesten die het niet redden. De boswachter zet zijn auto achteruit. Hij ziet een pasgeboren kalfje rondhuppelen. "Het zal mij niet verbazen als de navelstreng er nog om zit." Hij is nog net op tijd met zijn verrekijker, want het dier verschuilt zich snel achter zijn moeder. "Ja, hij is echt pas een paar uur oud", zegt de boswachter met een glundering op zijn gezicht.

De edelherten, konikpaarden en heckrunderen die aan de andere kant van de weg staan, zien er niet op hun best uit. Een konikpaard kijkt nieuwsgierig naar de auto. Zijn botten steken uit en uit zijn vacht is alle glans verdwenen. Dit dier maakt wel een levendige indruk en zal niet worden afgeschoten, legt Breeveld uit.

Volgens de boswachter hebben mensen het idee dat dieren er altijd mooi uit moeten zien, met een glanzende vacht. "We vergeten dat de natuur ook een schaduwzijde heeft. De natuur is geen constante en dus zijn er ook perioden dat dieren er mager uitzien, omdat er te weinig voedsel is. Dat is een heel normaal verschijnsel, maar we zijn dat een beetje kwijtgeraakt".