De Dienst Luchtvaartpolitie is een onderdeel van het Korps landelijke politiediensten en is gevestigd aan de Thermiekstraat te Schiphol-Oost. Deze dienst bestaat onder andere uit de Units 'Vliegdienst', 'Waarneming en Opsporing' en in uw werk zult u het meest van doen hebben met laatstgenoemde unit.

'Luchtvaarttoezicht'

Deze unit houdt zich namelijk onder meer bezig met de controle op en de handhaving van de luchtvaartregelgeving. Aan deze unit wordt dan ook vaak de volgende vraag gesteld.

Ballonvaren, wat mag nu wel en wat niet?
Rond veel van uw werkterreinen zullen de overbekende bordjes 'Opengesteld mits...' en 'Stiltegebied' zijn aangebracht. De teksten daarop zijn duidelijk gericht op de rust en stilte binnen uw werkterrein. U kunt dan ook succesvol optreden tegen de bekende brommers, radio's en andere lawaaimakers op de grond.
Maar hoe zit het nu met die sissende en vuurspuwende hete luchtballon?
Middels dit artikel willen wij, de Luchtvaartpolitie, u duidelijk maken wat met betrekking tot opstijgen, varen en landen, met een hete luchtballon in de luchtvaartwetgeving is geregeld.

Ontwikkeling
In 1783 vond in het Parijse Bois de Boulogne de eerste ballonvaart plaats. Vanaf 1970 kwam in Nederland het ballonvaren pas echt tot ontwikkeling en is nu inmiddels uitgegroeid tot een serieuze beroepsgroep. Voor uw beeldvorming: in 1981 waren er in Nederland 3 gas- en 15 hete luchtballonnen op een totaal van 918 luchtvaartuigen (vliegtuigen, helikopters, ballonnen etc). Heden ten dage zijn er 413 hetelucht-, 2 gasballonnen en 1 luchtschip op een totaal van 2564 luchtvaartuigen.

Het ballonvaren
De ballonvaarten vinden voornamelijk plaats in de eerste twee uur na zonsopgang en de laatste twee uur voor zonsondergang. De reden hiervoor is dat er in die perioden de kans op thermiekvorming het kleinst is. Thermiek is een luchtstroom die de ballon kan vervormen en de hete lucht uit de ballon kan drukken.
Daar een hete luchtballon geen eigen voortstuwing heeft en ook geen stuurmiddelen is de ballonvaarder afhankelijk van de windrichting en de windsnelheid. Voorafgaande aan zijn ballonvaart is het dus noodzakelijk dat de ballonvaarder de juiste meteorologische gegevens opvraagt en een juiste startplaats kiest. Dit is ook belangrijk voor het inschatten van het landingsgebied. Het is namelijk geen pretje om tegen het eind van de ballonvaart boven een dicht bosgebied te varen terwijl het donker begint te worden. Het vinden van een geschikte landingsplaats wordt dan wel heel moeilijk.

Is de ballon dan geheel onbestuurbaar?
Als gevolg van diverse invloeden zit er vaak verschil in de windrichtingen en windsnelheden. Door van vaarhoogte te veranderen kan een ballonvaarder zijn vaarrichting wat aanpassen. Bij het kiezen van die vaarhoogte moet hij echter wel rekening houden met de wettelijke minimale- en maximale vlieghoogtes. Gezien de complexe materie betreffende de maximale vlieghoogtes en dergelijke -en dit voor uw dagelijkse werk niet relevant is- wordt dit dan ook buiten beschouwing gelaten.

Minimum vaarhoogte.
In artikel 45 lid 1 van het Luchtverkeersreglement is (verkort weergegeven) gesteld dat het - tenzij noodzakelijk om op te stijgen of te landen - verboden is een ballonvaart uit te voeren beneden de volgende minimum vlieghoogtes: a.) boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen: tenminste 300 meter (1000 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig; b.) elders dan onder a aangegeven: tenminste 150 meter (500 voet) boven de grond of het water.

Om te beoordelen of een ballonvaarder te laag vaart is het noodzakelijk om eerst vast te stellen waar hij op dat moment vaart en welke minimum vlieghoogte van toepassing is. Bij het vliegen over uw werkterreinen zal dit veelal een minimum vaarhoogte zijn van 150 meter boven de grond en niet boven het hoogste object. Verder is van belang om te weten of de ballon niet aan het opstijgen of aan het landen is. Vervolgens doet de vraag zich voor, hoe hoog vaart die ballon nu echt. Als de mand van die ballon de toppen van de plaatselijke bomen raakt zal het duidelijk zijn. Maar als de ballon op een redelijk grote afstand van uw positie vaart wordt het al lastiger om de juiste vaarhoogte in te schatten. Bij een dergelijke schatting moet er onder meer rekening gehouden worden met de horizontale afstand, de hoek waaronder de ballon wordt waargenomen, de vorm en grootte van de ballon en referentiewaarden van eventuele hoge obstakels in de omgeving. De stelregel is dan ook; hoe verder u van de ballon af staat hoe moeilijker de hoogte te schatten is. Het advies is dan die schatting niet te maken, tenzij u duidelijk kunt zien dat de ballon tussen een hoog object, bijvoorbeeld een kerktoren of elektriciteitsmasten, en uzelf doorvaart. Hier is dan sprake van een goede referentie. In een dergelijk geval kan dan gezegd worden dat de ballon lager vaart dan het gebouw daar achter hoog is.
Een andere mogelijkheid om 'laagvaren' vast te stellen is het maken van een foto. Vereist is dan wel dat zowel de ballon en de 'horizon' zichtbaar zijn. Tevens moet de brandpuntafstand van de gebruikte camera bekend zijn. Door de medewerkers van de Luchtvaartpolitie kan dan, na een technische berekening, de vaarhoogte worden berekend.

Hoogtemeter
Door de medewerkers van de Luchtvaartpolitie wordt gebruik gemaakt van een gecertificeerde hoogtemeter. Deze hoogtemeter werkt op basis van laserstralen en is geïntegreerd in een "verrekijker".
Bij een hoogtemeting kan zowel de hoogte als de horizontale afstand tussen de waarnemer en het te meten object worden afgelezen.

Opstijgen en landen
Verder mag men lager varen dan de minimum vlieghoogte bij het opstijgen en bij het landen met de ballon. De regels met betrekking tot het opstijgen en het landen met een ballon zijn vastgesteld in artikel 14 van de Luchtvaartwet. Met betrekking tot het opstijgen van een ballon is onder andere bepaald dat de ballonvaarder toestemming moet hebben van de eigenaar van dat terrein en ook een verklaring van 'geen bezwaar in het kader van openbare orde en veiligheid' afgegeven door de burgemeester van de betreffende gemeente. Verder zijn er nog diverse (technische) voorwaarden gesteld, deze zijn echter in het kader van dit artikel niet van belang. Door de Luchtvaartpolitie wordt regelmatig toezicht gehouden op de naleving van deze regels evenals technische staat van de ballonnen, de brevettering van de ballonvaarder, de vereiste vergunningen etc. In de praktijk komt het er op neer dat er veelal opgestegen wordt van een terrein wat omzoomd is met bomen, daar men de ballon het liefst wil opblazen in de luwte van een bomenrij zodat de wind niet te vroeg 'grip' krijgt op de ballon. Het opstijgen moet zodanig gebeuren, dat de eventuele hindernissen met een hoogteverschil van 15 meter kunnen worden overvaren. Hierna zal de ballonvaarder op redelijker wijze door moeten kunnen klimmen naar de minimum vlieghoogte van 150 of 300 meter. Het landen moet zodanig gebeuren dat daarbij geen personen, dieren of zaken op de grond in gevaar worden gebracht. Verder mag men met een ballon niet landen binnen aaneengesloten bebouwing (met inbegrip van industrie en havengebieden) en op wegen.
In de praktijk zal een ballonvaarder een weiland of een strook vlakke grond van voldoende omvang kiezen om veilig te kunnen landen. Hij houdt daarbij rekening met de windsnelheid en windrichting ter plaatse in relatie tot de grootte van zijn ballon. Ook zal hij rekening proberen te houden met het feit dat de ballon opgehaald moet worden door zijn "volgploeg". Zijn landingsplaats zal dus ook per voertuig bereikbaar moeten zijn. Kort voor de landing zal de ballonvaarder laag gaan varen om de zogenaamde grondwind in te kunnen schatten, daarna zal hij de definitieve landing uitvoeren. Dit laagvaren maakt deel uit van de landing en is toegestaan. Het is echter niet zo dat de eerste helft van een vaart bij de start hoort en de tweede helft bij de landing, zoals een 'laagvlieger' als eens trachtte te verklaren.
Als u dus waarneemt dat een ballonvaarder duidelijk laagvaart en ook kort daarna landt kunt u er vanuit gaan dat dit redelijkerwijs toegelaten was.

Opsporing en vervolging.
Indien u van mening bent dat er een overtreding wordt gepleegd op het gebied van laagvaren met een ballon, kunt u een proces-verbaal van bevindingen maken en voor verdere afhandeling aan de Luchtvaartpolitie toezenden.

1. Het is hierbij essentieel dat daarbij duidelijk aangegeven wordt waar u stond;
2. Waar u de ballon het eerste zag;
3. Hoe de vaarroute was, eventueel een gedetailleerde kaart;
4. De referenties die u gebruikte om de hoogte te schatten;
5. Verder is het noodzakelijk dat u de weersomstandigheden omschrijft;
6. De reclame en/of kleuren van de ballon, evenals natuurlijk het 'kenteken'. Dit nationaliteits- en inschrijvingskenmerk begint, bij Nederlandse ballonnen, met PH gevolgd door een drietal letters. Duitse-, Engelse- en Belgische ballonnen beginnen respectievelijk met D-, G- en 00-.

Opsporingsbevoegdheden

Met betrekking tot het gebruik van bevoegdheden ingevolge de luchtvaartwetgeving wordt het volgende opgemerkt. Met de opsporing van strafbare feiten ingevolge deze wetgeving zijn de zogenaamde "artikel 141 Wetboek van Strafvordering ambtenaren" belast.
Het zal dus van uw akte van aanstelling afhangen of u onder die categorie van opsporingsambtenaren valt. Is dat niet het geval, dan bent u niet bevoegd om de ballonvaarder de inzage te vorderen van zijn brevet of de documenten van zijn ballon (bewijs van luchtwaardigheid, bewijs van inschrijving etc.)
Op basis van vrijwilligheid mag u de inzage natuurlijk gewoon vragen. Voldoet de ballonvaarder aan uw verzoek kunt u dit gewoon in uw proces-verbaal vermelden. Voordat u uw proces-verbaal opmaakt dient u zich eerst zelf de vraag te stellen hoe stellig u zelf bent van uw inschatting dat er sprake is van 'laagvaren'.
Het is namelijk uw waarneming die zal moeten leiden tot voldoende wettig en overtuigend bewijs, die de rechter zal moeten overtuigen dat er sprake was van te laag varen. Dat kunnen wij niet doen.

Nadat wij uw proces-verbaal hebben ontvangen zal er gekeken worden of dit voldoende feiten bevat voor een verder onderzoek. Door ons zal de betreffende ballonvaarder worden gehoord en zal worden nagegaan of die ballonvaart wel conform de overige luchtvaart-wetgeving werd uitgevoerd.

Het landen binnen natuurgebieden en andere beschermde of verboden gebieden
Zoals u heeft kunnen lezen zegt de luchtvaartwetgeving dat het alleen verboden is om te landen binnen aaneengesloten bebouwing etc. en op wegen waarbij er geen gevaar mag ontstaan voor personen, dieren en zaken op de grond. Het landen op afgesloten terreinen (militaire schietgebieden, de Hoge Veluwe, weilanden etc) is dus toegestaan.

Het weghalen van de ballon
Dit is geregeld in Boek V van het Nieuw Burgerlijk recht, artikel 23 waarin staat;
1. Is een voorwerp of een dier anders dan door opzet of grove nalatigheid van de eigenaar op de grond van een ander terecht gekomen, dan moet de eigenaar van de grond hem op zijn verzoek toestaan het voorwerp of het dier op te sporen en weg te voeren.
2. De bij de opsporing en wegvoering aangerichte schade moet door de eigenaar van het voorwerp of het dier aan de eigenaar van de grond worden vergoed. Voor deze vordering heeft laatstgenoemde een retentierecht op het voorwerp of het dier.
De toepassing van dit artikel zal, ons inziens, het beste naar redelijkheid en billijkheid moeten worden toegepast.

Schade

Eventueel kan sprake zijn van het veroorzaken van schade.
Door de invoering van de nieuwe regelgeving met betrekking, tot het vervoeren van passagiers zijn de ballonvaartondernemers verplicht zich tegen wettelijke aansprakelijkheid te verzekeren. Indien er sprake is van schade, dan moet men dit zo snel mogelijk bij de ballonvaarder melden. Dit voorkomt vaak het welles-nietes verhaal.

Toepassing van 'retentie-recht' wordt door ons afgeraden. Los van alle wettelijke bepalingen, blijkt dat dit in de praktijk vaak ten onrechte en/of in een onjuiste proportie wordt toegepast. Dit heeft er in de praktijk er toe geleid dat landeigenaren juist aan de betreffende ballonvaarder schadevergoedingen moesten betalen en ook moesten opdraaien voor de proceskosten.

H. Kuitert, Medewerker Unit Luchtvaarttoezicht

Jachtopzichter Jaargang 15, no. 3, maart 2003.