De zoogdierverening wil weten hoeveel muntjaks er in Nederland vrij rondlopen.
In het Verenigd Koninkrijk heeft de soort zich in de tweede helft van de negentiende eeuw explosief verspreid. Inmiddels komen er vele honderdduizenden voor. In het Journal of Zoology blijkt uit een recent artikel dat genetisch onderzoek uitwijst dat de gehele ‘invasie’ in Engeland terug is te voeren op één enkele vestiging van slechts enkele vrouwelijke muntjaks. Daarna heeft de soort zich explosief verspreid en zorgt voor grote economische schade en schade aan flora en fauna. In Engeland is de soort lange tijd onopgemerkt gebleven, zelfs in tuinen dicht bij de mens. Bij hogere dichtheden worden muntjaks minder schuw en laten zich meer zien, foeragerend op open grasland. Bij lagere dichtheden eten ze eten blad en bosvruchten en blijven ze meer in het struikgewas. Door een toename van verkeersslachtoffers werden de hogere dichtheden in Engeland ontdekt.
Onze winters vormen voor de dieren een uitdaging. Door een dikke sneeuwlaag is voedsel is niet beschikbaar en vluchten voor honden wordt hierdoor ook lastiger. In deze perioden neemt de vetvoorraad af en daarmee de conditie. In een lange koude periode in 1963 stierf 70% van de Engelse populatie.
De zoogdiervereniging wil graag weten waar er muntjak voorkomen en roept om een waarneming door te geven aan telmee.nl, waarneming.nl of direct aan de zoogdiervereniging. Ze willen graag een goede beschrijving en een foto van het dier. De dieren zijn schuw, dus foto's maken kan lastig zijn. Maar als het recent ontsnapte exemplaren zijn laten ze zich vaak wel bekijken.
Beschrijving
De muntjak is een kleine hertachtige met een kopromplengte van 80 tot 90 centimeter en een schouderhoogte van 43 tot 52 centimeter. De staart is relatief lang (tot 15 centimeter). Mannetjes zijn iets groter en zwaarder dan vrouwtjes. Het dier heeft een varkensachtige aanblik door de korte poten, het in verhouding stevige lijf en een gekromde rug. ’s Zomers is de vacht egaal glanzend kastanjebruin, naar de buik toe lichter. ‘s Winters wordt de vacht donkerbruin en de poten bijna zwart. Er is sprake van wit aan de kin en een witte spiegel, die gewoonlijk door de staart bedekt wordt. Hindes hebben op het voorhoofd een vliegervormige donkere vlek, die overgaat in een (slecht zichtbare) donkere streep over de rug. Bokken hebben meer een V-vorm die loopt over de hoog uitstekende rozenstokken, waaraan een kort gewei zit met maximaal een kleine vertakking. Het gewei wordt ieder jaar tussen mei en juli afgeworpen en groeit in de zomer opnieuw aan. In de bovenkaak zitten scherpe hoektanden die net buiten de lippen uitsteken. Bij de bok kunnen die bijna vier centimeter worden, maar bij veel oudere dieren zijn deze afgebroken. Muntjaks maken vaak een blaffend geluid en worden daarom ook wel blafherten genoemd. Vrouwtjes blaffen als ze paringsbereid zijn en beide seksen blaffen als er gevaar dreigt. Bij verstoring zetten dieren hun nek op. Vaak stampen ze met een voorpoot om een roofdier te laten weten dat het ontdekt is. Daarna rennen ze weg met hun staart in de lucht, zodat de witte achterkant duidelijk zichtbaar is. Dit is een signaal voor andere muntjaks dat er gevaar dreigt.