Rhenen - Het door de Vereniging Het Edelhert georganiseerde symposium over het damhert vond op donderdag 24 november 2012 onder grote belangstelling plaats in Residence Rhenen in Elst/Rhenen.

De organisatie had gekozen voor een brede opzet voor een breed georiënteerd publiek. In de volle zaal zaten beleidsmakers en beleidsuitvoerders van o.a. provincies, van organisaties die zich bezighouden met natuurbeheer, faunabeheer, ruimtelijke ordening, milieu en land- en tuinbouw. Uiteraard ontbraken leden van de vereniging niet. Helaas moest een aantal vertegenwoordigers van de rijksoverheid op het laatste moment verstek laten gaan wegens een debat in de Tweede Kamer over natuur. Uit de reacties tijdens de afsluitende “borrel” bleek dat de keuze van de onderwerpen en de sprekers en de presentatie van een voorstel tot landelijk beleid door de deelnemers zeer werden gewaardeerd.

Welkomstwoord
In zijn welkomstwoord zei de voorzitter van de vereniging, Jozef Linthorst, trots te zijn op het feit dat het gelukt was vertegenwoordigers van zoveel verschillende organisaties bij elkaar te krijgen. In het kader van het 65-jarig bestaan van de vereniging wordt het damhert extra in de schijnwerpers gezet. Dit symposium is daarvan een onderdeel. “We willen beleidsmakers meer bewust maken van de situatie van het damhert in Nederland”, aldus Linthorst. Dankzij financiële bijdragen van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Faunafonds en Mata Kunststoffen en vrijwilligers van de vereniging is dit symposium mogelijk gemaakt.
Presentaties
Mevrouw Marja van der Tas, burgemeester van Steenwijkerland trad op als dagvoorzitter. Haar betrokkenheid bij de natuur en haar bestuurlijke ervaring maken dat zij deze taak steeds weer op een deskundige en plezierige wijze uitvoert. Zij noemde deze dag een goed moment voor dit onderwerp, zeker gezien de plannen om wetgeving aan te passen, zoals met de nieuwe “Natuurwet” tamelijk ingrijpend staat te gebeuren.


Damhert en landschap
Chris Bakker, beleidsmedewerker ecologie bij Stichting Het Utrechts Landschap, was de eerste spreker. Hij liet ons kennismaken met de aard en levenswijze van het damhert. In de prehistorie kwamen damherten al voor in Nederland. In oude culturen (o.a. de Griekse en Romeinse) nam het damhert een bijzondere plaats in. Zo is het dier in de Romeinse tijd meegenomen door heel Europa. In de huidige Flora- en faunawet is het damhert terecht opgenomen als inheemse diersoort. Na de laatste ijstijd was het even verdwenen uit Nederland, maar het daarom als uitheemse diersoort te bestempelen, zou, gezien de historie, geen recht doen aan dit in Nederland nog steeds geliefde dier.

Op de Utrechtse Heuvelrug is, net als in de rest van Nederland, de huidige populatie ontstaan uit losgelaten dieren. Er zijn tot 30 dieren gebleven op Plantage Willem III. Er is nu een flinke groei ingezet met verspreiding over de gehele Heuvelrug. De herten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de natuur: Ze helpen het landschap open houden en zorgen voor meer diversiteit in het terrein. Doordat hun voedselkeuze verschilt van die van ingezette runderen en paarden, kunnen ze ongewenste bosontwikkeling beter “bestrijden”. Grappig was het om te horen dat veel plantensoorten met hun groei en bloei al eeuwenlang gericht zijn op de aanwezigheid van grote grazers in het landschap.

Bakker stelde dat de ambitie grote hoefdieren in Utrecht past in de ontwikkelingen van de laatste tien jaar. Maatregelen voor de aaneengeslotenheid van gebieden zijn al in gang gezet (ecoducten) of haalbaar. In het gepresenteerde voorstel m.b.t. de huidige populatie komen als belangrijkste punten naar voren:
De smalle genetische basis van de huidige populatie behouden en wachten op uitwisseling met de Veluwe
Beheren op laag aantal van ca. 30 dieren rond Plantage Willem III
Rand-, kern- en nulzones instellen in samenwerking met terreineigenaren
Het verwijderen van alle damherten in afwachting van de komst van edelherten is slecht voor de natuur en de natuurliefhebbers.

Overigens heeft GS recentelijk aan de Provinciale Staten voorgesteld voor wilde zwijnen en damherten over te gaan tot een nulstandbeleid en alleen de komst van edelherten toe te staan.


Damhert en landbouw
Martien Zandwijk, bestuurslid LTO Noord en bloembollenkweker in Noordwijk, gaf ons een inkijk in de problemen die de damherten uit de Amsterdamse Waterleiding Duinen (AWD) aan de land- en tuinbouw veroorzaken. Tot het jaar 2005 was de bestrijding van landbouwschade door wild door middel van eenvoudige beheermaatregelen doeltreffend. In 2005 kwamen de eerste damherten en het werden er daarna steeds meer tot de enkele duizenden nu. Het eenvoudige beheer maakte plaats voor overleg met en tussen de volgende partijen: Staatsbosbeheer, Noord Hollands Landschap, Zuid Hollands Landschap, 2 faunabeheereenheden, 2 wildbeheereenheden, politieregio Holland midden, provincie Noord Holland, provincie Zuid Holland en het Amsterdamse waterleiding bedrijf. Heel veel, op zich positieve, gesprekken hebben alleen maar geleid tot tijdelijke noodmaatregelen. Geen van de overlegpartners is en was probleemhouder, want dat is de gemeente Amsterdam. Omdat de gemeente Amsterdam zich heeft uitgesproken tegen ingrijpen door afschot, is het probleem niet meer onder controle.

Toen de stand van de damherten nog klein was, kwamen de dieren in februari en maart op het land. Nu verschijnen ze al in oktober. Niet alleen de bloembollenkwekers ondervinden schade, ook de particuliere tuineigenaren worden getroffen. Er zijn voorbeelden bekend van meer dan 15.000 euro schade aan een tuin. Het draagvlak voor de damherten is daardoor zeer verminderd. Zandwijk schilderde een aantal pogingen de damherten uit de bollenvelden en tuinen te houden: stroomdraad rond de bloembollenvelden (bleek geen echte oplossing te zijn), verjagen (heeft geen zin, ze komen snel terug), in een paar stappen verhogen van de aanwezige rasters tot 2,40 meter (helpt niet afdoende, want rasters staan niet om het gehele gebied). De schadevergoeding dekt lang niet alle schade. De kosten van noodmaatregelen zijn voor bollenkweker en/of particulier, er is een eigen risico en de gevolgschade wordt niet vergoed. Dat laatste betekent dat alleen de opgegeten aanwezige grote bloembollen worden vergoed en niet de op deze bollen aanwezige kleine nieuwe bollen, waarom het nu juist te doen is bij de bloembollenkweek. Deze manier van schadevergoeding wordt door betrokkenen als onrechtvaardig gezien. Vandaag de dag lopen de herten nog steeds op de weg en vinden er de nodige aanrijdingen plaats. Gelukkig heeft dat nog niet tot dodelijke slachtoffers bij de mens geleid. De gemeenteraad van Amsterdam heeft onlangs ingestemd met plaatsing van meer rasters en met monitoring van de resultaten daarvan. Aan de hand van de resultaten zal men na een periode van 3 jaar al dan niet besluiten tot beheer van de populatie. In de tussentijd zal de overlast blijven bestaan op die plekken, waar geen rasters zijn, zoals bij Vogelenzang. “Wilde dieren horen in de natuur niet achter een hek te worden opgesloten. Willen we in de duinen een tweede Oostvaardersplassen?”zo vroeg Zandwijk zich af.

Zandwijk vertelde op een rustige en soms humoristische manier over de hoogoplopende, resultaatloze, discussies die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Hij eindigde met een niet mis te verstane conclusie:
Geen experimenten meer zonder vroegtijdig overleg met de buren
De veroorzaker van de schade betaalt
Geen oneindig en nutteloos overleg meer

Beheer, beheer, beheer!

Damherten en maatschappelijke baten
De spreker, Tom Bade is directeur van Kenniscentrum Triple E. Bade benadrukte dat hij geen ecoloog is maar econoom. Hij wilde het gehoor een spiegel voorhouden en kondigde aan dat hij dat op een uitdagende en deels cabareteske wijze zou doen. Cabaret of 100% gemeend wat hij zei, soms was dat voor de toehoorders moeilijk vast te stellen. Hebben ecologen in de ogen van Bade echt zo vaak verkeerde denkbeelden en is de aandacht voor biodiversiteit in Nederland echt te eenzijdig? Wat het antwoord ook is, Bade slaagde erin om zijn uitgesproken mening over biomassaliteit en de baten en lasten van natuur duidelijk over het voetlicht te brengen.
In het verre verleden was alles in de natuur groter en massaler. Vooral door het toedoen van de mens is er een enorme minimalisering aan de gang. Op heel veel plekken op aarde is de biomassaliteit (bijvoorbeeld grote kuddes, grote scholen vis) verdwenen. In Nederland is de mens eigenlijk nog de enige aanwezige biomassa. De natuur is ingericht voor biomassa, vindt Bade. We richten ons veel te veel op biodiversiteit. We hebben er liefst van alle soorten nog 2 in plaats van de natuur de gelegenheid te geven dat te doen wat des natuur’s is: de biomassa. De ecologen willen overal ingrijpen: vruchtbare kleigrond moet worden verschraald, zodat we onnatuurlijke stuifzanden terug krijgen, bossen moeten worden gekapt om weer meer heide te krijgen. “Waanzin”, zegt Bade.

Over de financiële baten en lasten van natuur heeft Bade al verschillende malen gepubliceerd. Ook nu pleitte hij voor een meer economisch gedreven kijk op de natuur. Het zit met de verdeling van baten en lasten op dit moment in ons land niet goed. De baten van de aanwezigheid van wild bijvoorbeeld gaan naar de ondernemers (bijvoorbeeld horeca, souvenirverkoop), de mensen die schade leiden krijgen daar niets van en draaien voor een gedeelte zelf op voor door hen geleden schade. Dat moet veranderen. Er wordt in Nederland veel te weinig stil gestaan bij de economische voordelen die de natuur ons biedt. Kijk naar de massa die op allerlei excursies afkomt of op eigen gelegenheid de natuur verkent. Breng de direct en indirecte opbrengsten daarvan in kaart. Zie dat de baten vele malen groter zijn dan de lasten en investeer in de beleveniseconomie. Je zult zien dat de aanwezigheid van damherten op meer plaatsen zal leiden tot meer financiële opbrengsten voor de Nederlandse samenleving.


Aanzet tot een landelijk beleid
Na de pauze presenteerde Rik Schoon mede namens coauteur Bas Worm het voorstel voor landelijk beleid van de Vereniging Het Edelhert. “Het is een aanzet, want uiteraard kan de verenging geen beleid maken”, begon Schoon zijn presentatie. In de nota wordt een beschrijving gegeven van de historische ontwikkelingen en de huidige stand van zaken. Vervolgens wordt een tweetal mogelijke varianten van beleid gepresenteerd. De gehele nota is hier te downloaden. In dit verslag beperk ik me daarom tot de voorgestelde varianten.

Variant 1
Kijkend naar heel Nederland (niet alleen de Ecologische Hoofdstructuur) kan men gebieden benoemen waar de aanwezigheid van het damhert niet wenselijk wordt acht (nulgebied), waar het wel wordt toegestaan (kerngebied) en waar het incidenteel mag voor komen (randgebied).
Het NULGEBIED bestaat uit de volgende onderdelen:
Stedelijk gebied:
Het damhert niet in vrije en wild levende staat in stedelijk gebied toestaan. Dieren kunnen zich bedreigd gaan voelen en in paniek raken. Daarnaast is het ook voor de mensen ongewenst in verband met schade aan tuinen en schade aan voertuigen.
Gebieden met kapitaalintensieve teelten:
Niet in vrije en wild levende staat in als akkerbouw-, fruitteelt/boomteelt-, tuinbouwgebied te kenschetsen gebieden toestaan vanwege de te verwachten schade aan bedrijfsmatig geteelde gewassen. Losse percelen zijn als zodanig geen reden om het damhert niet toe te staan.
Gebieden bestaande uit veel harde infrastructuur (wegen, spoorlijnen):
Vanwege de verkeersveiligheid niet in vrije en wild levende staat rond concentraties van rijks- en provinciale wegen toestaan. Het is echter onmogelijk om in een land als Nederland alle provinciale wegen te vrijwaren van damherten. Rijkswegen kunnen eventueel ingerasterd worden op die punten waar de omstandigheden van dien aard zijn dat verkeersongevallen te verwachten zijn. Het gaat hierbij om een combinatie van opgaande beplanting tot aan de wegberm, (maïs)akkers, haaks op de weg liggende houtwallen en dito opgaande begroeiing. Dit is echter niet 1 op 1 op de provinciale wegen toepasbaar (dan moet half Nederland worden ingerasterd). Bij provinciale wegen moet daarom meer aan gericht beheer gedacht worden (creëren van ‘no-go’ gebieden door gebruik te maken van het lerend vermogen), actieve wildsignalering, publieke bewustwording en lokale rasters als maatwerk.

Het RANDGEBIED bestaat uit gebieden bestaande uit niet-kapitaalintensieve landbouw:
Het voor komen van damherten in dit soort gebieden heeft weinig tot geen toegevoegde waarde. Het dier mag het gebied wel gebruiken voor incidentele voedseltochten of om er door heen te trekken, maar mag zich er niet blijvend vestigen.
De KERNGEBIEDEN bestaan uit de bestaande bos- en natuurgebieden, inclusief de duingebieden. De Waddeneilanden maken daar een nog te bediscussiëren onderdeel van uit: vooralsnog denken wij dat je terughoudend moet zijn met het op de Waddeneilanden toestaan. De invloed op de daar aanwezige natuurwaarden is niet duidelijk. Via een ‘pilot’/leerproject, waarbij ook goed gemonitord wordt, kan deze invloed/kennis wel vergaard worden.
Wat betreft de aantallen (dichtheden) richten we ons op 4 dieren per 100 hectare (equivalent van de Veluwse dichtheden van het roodwild; 1 edelhert is equivalent aan 2 damherten). Onderscheid is ook te maken in dichtheden in gebieden met functie natuur en gebieden met functie multifunctioneel gebruik.


Variant 2.
In variant 2 worden de kernleefgebieden van damherten beperkt tot de EHS. Extra toe te passen criterium betreft de (actuele en potentiële) leefgebieden van edelherten: damherten zouden in deze gebieden wel voor mogen komen, maar dan uitsluitend in lage dichtheden (2/100ha).
Als we voor de verspreiding van het damhert uitgaan van de EHS-begrenzing (bij gebrek aan beter is nog gebruik gemaakt van het landelijke bestand uit 2004), dan zouden we de volgende KERNGEBIEDEN kunnen onderscheiden: Zie figuur 5 in de nota.
gele gebieden: dit zijn de actuele leefgebieden Edelhert. Damherten worden daarin niet toegelaten tenzij ze er nu al voor komen. Dus: niet toestaan in de Oostvaardersplassen en wel op de Veluwe;
rode gebieden: dit zijn potentiële leefgebieden voor het Edelhert. Damherten mogen daar wel voor gaan komen, maar van meet af aan in lage dichtheden (ca 2/100 ha);
blauwe gebieden: dit betreft de rest van de EHS. Damherten mogen hier ook voor komen; ook in hogere, maar nog steeds wel gemaximeerde aantallen (4/100ha)

Damhert en ambtelijke toetsing beleidsplan
René Steijn, beleidsmedewerker natuur en landschap van de provincie Zeeland, lichtte de situatie in Zeeland toe en gaf een reactie op de inhoud van de door de verenging gepresenteerde voorstellen.

In Zeeland is het beleid verwoord in een beleidsnota. Er worden twee populaties (Kop van Schouwen en op Walcheren) onderkend, waarop getalsmatig beheer wordt toegepast. In het faunabeheerplan worden verschillende zones gehanteerd en er is een maximale voorjaarsstand vastgesteld. Er vindt gedegen onderzoek plaats. Een en ander is dus keurig geregeld en vastgelegd. Echter, daar zijn ze er ook in Zeeland niet mee. Voor- en tegenstanders van de jacht bevechten elkaar tot in de rechtszaal, de een vindt dat er genoeg dieren zijn, de ander wil er meer. De een vindt de schade wel mee vallen, de ander juist niet. De rol van de provincies is duidelijk. Zij zijn beleidverantwoordelijke voor het beheer en de schadebestrijding en vormen het bevoegd gezag ten aanzien van ontheffingen van de Flora- en faunawet. De uitvoering ligt in handen van de faunabeheereenheid en daaronder ressorterende wildbeheereenheden. Elke provincie kan, binnen de kaders van de wet, zijn eigen keuzes maken. Dat kan voordelen hebben, omdat de situatie niet in alle provincies hetzelfde is, maar ook nadelen bij aan elkaar grenzende provincies (dieren kennen geen provinciegrenzen)

Steijn heeft waardering voor het initiatief van Het Edelhert. Hij erkent de probleemstelling en onderkent de toenemende spreiding van het damhert. Hij heeft wel enkele op- en aanmerkingen. Volgens hem is er nu wel sprake van beleid. In bijna alle provincies is namelijk sprake van een nulstandbeleid. Dat werkt niet omdat men niet ingrijpt. Stein is geen voorstander van één nationaal beleid, omdat dit aanpak van verschillen tussen provincies lastig maakt. Onderdelen die hij ondersteunt zijn behoud van de soort, adequaat beheer, niet overal toelaten en het onderscheid in kern-, rand- en nulgebieden.

Bij variant 1 vindt Steijn de leefgebieden te ruim gedefinieerd, er moet ook worden gekeken nar de geschiktheid van een biotoop en er zou een minimum omvang van het leefgebied moeten worden bepaald. In variant 2 wordt de voorrang van het edelhert niet gemotiveerd.

Graag had Steijn in de voorstellen meer aandacht gezien voor de maatschappelijke acceptatie van beheer en de organisatie daarvan. Verder zou aandacht voor draagvlak, communicatie en voorlichting op zijn plaats zijn geweest.



Vragen, discussie en afsluiting

Voor vragen en discussie was niet al teveel tijd beschikbaar. Sommige sprekers gaven een statement af, anderen stelden de inleiders vragen om hun standpunten nader toe te lichten. Opvallend was de respectvolle wijze waarop met elkaar werd gediscussieerd ondanks de verschillen van inzicht.

Tijdens het hapje en het drankje werd nog volop nagepraat over dit door de aanwezigen zeer gewaardeerde symposium. Alle deelnemers gingen naar huis met het boek Dama dama, geschreven door Dick van den Hoorn en uitgegeven door Het Edelhert en een USB-stick, waarop alle presentaties zijn opgenomen.