Als er overal over crisis wordt gesproken kan de rasterploeg niet achterblijven. Gelukkig, het zat mee, iedereen was ruim op tijd, maar de koffie niet. In tegenstelling tot het wereldse crisismanagement werd onze koffiecrisis wel flitsend opgelost samen met de bijbehorende premie. Bijkomend voordeel: het gaas was er ook nog niet dus de volgende crisis was goed verstopt, het viel dus helemaal niet op dat het jagende gezelschap aan de late kant waren. Verschil moet er zijn. Door dit kortstondige uitstel was er tenminste de gelegenheid om van gedachten te wisselen.




Zo kwam ook het model van de hekpalen aan de orde. Zo puntig van boven. Daar was volgens één der aanwezigen over nagedacht door de door ons bezoldigde medemens. Je kon er niet eens fatsoenlijk een kop koffie opzetten. Die donderde er meteen af. Na een collega gevraagd te hebben even geen ellebogenwerk te verrichten kon ik mijn bak koffie achter deze brave borst op de slagboom te zetten en de mij toegezegde gevulde koek nuttigen.

Nadat we welkom waren geheten door een gezaghebbend lid van de Tongerense jachtcombinatie gingen beide ploegen hun eigen weg.



Zij om wildbeheersmaatregelen te treffen zoals een vrij schootsveld, wij om te rasteren en ons de teken van het lijf te houden. Het was alarmfase rood. Ik heb er één gevangen, zij is niet ontsnapt ik had haar de volgende dag nog, maar toen was het wel gebeurd. Even op de mogelijke gevolgen letten. De chef gaf aan dat op de werkplek weinig parkeergelegenheid was, dus hij verzocht vriendelijk doch dringend te carpoolen of te gaan lopen. Ik begon dus aan de mars, al rap, zo bleek, als enige. Gelukkig was een dame zo attent mij een lift te geven. Bijna aangekomen op de plek van bestemming was de weg geblokkeerd door een forse plas waarvan de diepte moeilijk te peilen was. Uiteindelijk durfde een held het aan: gas en erin duiken.

 



0Gevolgd door de auto met aanhanger! Dat moet een goed huwelijk zijn. Toen volgde de rest van de meute door de prut. De volgende hindernis was het besluit de Windvang wel of niet op te zetten. De vraag was: is er nu wel of geen wind te vangen? Conclusie: er valt wind te vangen, anders wordt de soep nooit heet en zo wordt die trouwens ook niet gegeten.

Direct na de start van het werk bleek toch hoe node sommigen gemist worden. Ik kon meteen beginnen aan bijscholen in het strijkwerk. We misten het strijkvrouwtje. Na enig rukken en trekken slaagde ik erin om de fijnmazige bekleding redelijk strak over het varkensgaas te krijgen. Iets te strak, bleek tijdens de koffiepauze. Het gaas golfde een ietwat. Een deelnemer was haar surfplank vergeten en ja dan heb je ook niets aan mijn golfjes.



Maar ik ben ook de beroerdste niet en heb me daarna ingehouden. Kostte ook minder zweet. Hopelijk naar genoegen. Sommigen willen wel koffie maar zijn dan om één of andere onduidelijke reden niet naar de kantine te branden.


Een wakkere geest kwam op de gedachte om telefonisch een lichte verwonding te veinzen. Dat hielp, de EHBO-koffiejunk kwam in looppas. Met verontschuldiging door de beller van de valse melding. Hoewel, een oefening? We zagen wel een rood gekleurde hand. Opvallend was een leuk natuurverschijnsel. Aan hele fijne draden hing bijna een gordijn van rupsen aan de overhangende beuken. Deze zweefden in de wind, terwijl er bijna geen mezen waren om ze uit de lucht en de bomen te plukken (als ik lieg, lieg ik nu in commissie). Na de koffie, al dan niet verrijkt met rupsen, toog iedereen weer aan de slag.



Een aardigheidje er tussendoor. Weer aangekomen op de plek waar we voor de koffie gestopt waren, zagen we een mooi natuurverschijnsel. Een schapenboer. Welke vraag ligt er dan het meeste voor de hand. Precies, of hij de schaapjes al op het droge had. Hij gaf het meest Hollandse antwoord dat je maar bedenken kan. Ik laat dat maar achterwege want dat kunnen we nu elke dag in de krant lezen en uit Den Haag horen. Weet u het al? Ik zeg niks.

Er brak weer enige tijd van eenzaamheid aan. In mijn uppie krammen trekken. Ik bleef de rollers, krammenmeppers en knopers nog voor ook. Stemde mij tot tevredenheid. Voor de tweede keer kwam ik iets tegen met een Haags luchtje: iemand had de ingelijste vraag opgehangen wie er lid waren van de 'kampencommissie'. Een zeer groene vraag.

Tijd voor de lunch. De soep was heet en de tomaten rood. Daarnaast nog de nodige verukkulukheden.



Dat was maar goed ook want deze slimmerik (ja zeker!) had zijn brood in de auto laten liggen, een flinke mars weg en met het rendement in gedachten, deze trip kost meer energie dan het brood opbrengt, ben ik maar aan de soep, de tomaten en de rest gegaan. Dat advies had ik ook gekregen en dat was terecht. Is me prima bevallen. De jachtjongens kwamen ook bietsen, dus ik voelde me niet schuldig. Wat er dan al niet besproken wordt. Van poepende rupsen waarvan je als je goed luisterde de drollen kon horen vallen op de droge bladeren op de grond of in de soep tot de vraag wat het nut van een vakbond vandaag de dag is (zeer nuttig natuurlijk, wat verwacht je van een geworteld vakbondsman, uitleg op verzoek).

Terug naar het werk. Je wilt toch een beetje om je heen kijken. Tot mijn verbazing vond ik de restanten van een cementen drinkbak en, een beetje listig, een regenput. Zonder deksel. Je zal daar maar in het donker lopen. Wat heb je daar 's nachts ook te zoeken? Misschien een goede maatregel tegen stropers. Er zal daar vroeger wel een huis gestaan hebben. Een stukje verderop vond ik de restanten van een gemetselde pilaar.

Het blijft altijd leuk om in de natuur met vrienden bezig te zijn. Vooral als het begeleid wordt door ruisende bosmaaiers en kettingzagen. Heel rustgevend.

Nadat we alle gaas, op één rol na, die dan maar weer door de chef meegesleept moest worden, verwerkt hadden (doen we pak weg 10 minuten over), was het tijd voor de neut o.i.d.



In ieder geval kon de inwendige mens versterkt worden voor de lange reis huiswaarts. Hierbij hebben we nog even het Hoge Veluwe beleid beoordeeld. M.n. betreffende de vrijwilligers. Het is toch wat. Tijd voor een greep naar de macht. Het Wilders gevoel.



Bij het scheiden van de markt had ik het genoegen, op de achterbank in een auto zittende naast een hele doos jachtbitter, ja een hele doos, met een hele fles, ja een hele fles, door het open raam op de chef te toosten. Ik kan mij nog steeds niet zetten tot comazuipen, ik heb de fles dus maar dichtgelaten. O, voor ik het vergeet, het was prachtig weer. Het blijft een Hollander.