Het is een fenomeen van belang van een bijzondere club: de jaarlijkse winterwandeling van Vereniging het Edelhert. Dit jaar krijgt het gebeuren op zaterdag 6 februari zijn beslag en worden de gelukkigen die zijn ingeloot om elf uur ‘s morgens verwacht op de parkeerplaats aan de kop van het Willemsbos. Er is dat eigenaardig plezierige gevoel van uitkijken naar, in de wetenschap dat het hier geen excursie betreft maar een aangenaam samenzijn met een groep van gelijkgestemden, een club mensen die hart heeft voor de natuur in het algemeen en de Veluwe in het bijzonder omdat ons geliefde edelhert daar leeft. Er is die extra toegevoegde waarde van herkenning, de kans op oude bekenden en onbekenden en de prettige inspanning die wandelen heet.

 

Er is aangegeven dat er om exact elf uur vertrokken zal worden en dus probeert iedereen op tijd te zijn en wanneer onze gids het woord neemt blijken er helaas toch afmeldingen wegens een paar griepgevallen door de griep die heet te heersen. Koning griep in een al te zachte winter.

Ook op deze zaterdag is de temperatuur aan de hoge kant en overheerst de bewolking, maar het ziet ernaar uit dat het droog blijft. Wanneer de groep er klaar voor is, na de inleidende woorden van onze gids die met enige teleurstelling opmerkt dat er uitgerekend vandaag een ‘Schwalbe’ veldtoertocht voor mountainbikers door het geplande tracé wordt verreden waardoor enige oplettendheid geboden is, gaan we goedgemutst op weg. 

 

Inderdaad worden we vergast op een bepaalde mate van onrust in het revier, maar de terreinrijders zijn snel voorbij, groeten in het algemeen vriendelijk en zorgen voor minder rumoer dan gevreesd. Bovendien heeft onze groep kennelijk genoeg om over van gedachten te wisselen en zo gaat het in een lange mars door het hout en geeft het gezellige geroezemoes een idee van geborgenheid. De wind staat straf, komt en gaat in meer of mindere mate en doet de boomkronen heen en weer gaan. Voor nu valt het erg mee, elk bos geeft beschutting en biedt dekking, maar straks zullen we het Hulshorsterzand doorkruisen, daar waar de wind min of meer vrij spel heeft en de terreinbeheerder haar maar al te graag tegemoet komt. Aan de zuidkant van het gebied zijn tientallen hectaren ontdaan van loof- en naaldhout om de heide en het stuifzand meer kans te geven. Actief natuurbeheer noemen ze dat en in eerste instantie is een mens licht bedroefd wanneer er zoveel moois wordt gerooid om later en wanneer eenmaal gewend tot de conclusie te komen dat die openheid ook haar charme heeft. Sinds enkele jaren staat er een soort modern vorm gegeven burgwal in de meest noordoostelijke hoek van deze Veluwse woestijn. Daar wordt even gepauzeerd en genieten we van het uitzicht, er wordt een versnapering genomen en wat gedronken.

Dan trekken we de ruimte van het door dennen omzoomde zandlandschap in.

Blijkt er door een paar scherpe ogen toch wild te worden waargenomen: een door het zand springend ree en warempel een roedel edelherten. Helaas is het waarnemen kort en slechts voor een paar deelnemers weggelegd. De zuidelijke bosrand nadert als een groen gordijn. De dennen overhuiven ons, de stammen staan als dragers van een stekelig groen dak, het licht wordt getemperd en de temperatuur lijkt te stijgen door het praktisch wegvallen van de wind.

Ergens in de verte weten we de Elspeetse heide, dichterbij het aardige ‘Aortjes huus’, verscholen in het groen, een relict uit lang vervlogen tijden, een herinnering aan vroeger en vóór ons.

Ondertussen blijft het tempo er goed in zitten en schieten we flink op. Het converseren heeft er in ieder geval duidelijk niet onder te lijden, ook wat dat betreft houden we de gang erin.

Op een hoek van de Westeindsche heide en daar waar de Leuvenumseweg de grens tussen bos en heide markeert staat een schuilhutje, een soort hokje dat passanten desgewenst beschutting en een rustplaats in de vorm van een bankje biedt bij slecht weer. Tijd voor de soepstop.

De parlevinker komt op vier wielen aanrijden, de achtersteven klapt naar boven open en daar bevinden zich twee hotpots waarin een, naar al snel blijkt, voortreffelijk soepje wordt warm gehouden. Een ieder slurpt naar tevredenheid van dit warme opkikkertje, er wordt een broodje genuttigd en van de pauze genoten en om de sfeer compleet te maken komt er een ijskoud jachtbitter voor de dag voor wie het nog niet warm genoeg heeft gekregen.

 

Na dit aangenaam verpozen en het keurig bergen van het plastic, de schillen en de dozen, is het dan toch tijd voor de laatste etappe. En zo slingeren we door het kale woud, terug naar de plaats waar het vanmorgen allemaal begon. De parkeerplaats aan de kop van de al genoemde Leuvenumse weg.

Het wild houdt zich schuil of bevindt zich elders maar dat maakt de beleving er wellicht maar een klein beetje minder door. Dankzij het versterken van de inwendige mens lijkt de amicaliteit toegenomen en inmiddels zijn de eerst nog onbekenden al min of meer bekenden geworden.

De wandeling eindigt met een duidelijk gevoel van tevredenheid, de groep vormt naast het geparkeerde blik een halve cirkel, gids Olinda spreekt ten afscheid en wordt door iedereen hartelijk bedankt waarna er namens de vereniging een aardigheidje wordt overhandigd.
We schudden handen en stappen in de auto, praten na, evalueren zoals dat zo mooi heet en komen tot de conclusie dat we een fantastisch leuke wandeling hebben gemaakt die in haar soort uniek is. Het ongedwongen karakter geeft deze jaarlijks weerkerende traditie iets bijzonders waarbij niet in de laatste plaats een woord van hulde voor de belangeloze organisatie vanzelfsprekend is.