Voedselarme Veluwe
De Veluwe is wat voedingswaarde betreft een van de armste gebieden van ons land en juist daar leeft het edelhert. De goede, vruchtbare gebieden, zoals de uiterwaarden en de randen van de Veluwe zijn door de mens in beslag genomen. Alleen die droge zandbult, de Veluwe, daar was niet zoveel interesse in en het wild was genoodzaakt zich daar te vestigen. De Veluwe bestond voornamelijk uit zandverstuiving en open vlaktes en slechts 10% bos.Vanaf het Aardhuis kon men zelfs de zeilschepen op het IJsselmeer zien.Vele terreinen werden in stand gehouden voor de jacht en juist dankzij de jacht in het verleden zijn de natuurgebieden bewaard gebleven. Begin 20e eeuw nam bosbouw een belangrijkere toevlucht en werden er veel eenvormige bossen aangelegd. Zo voorzag Staatsbosbeheer hout voor de mijnbouw.

Bijvoeren
Tot in de jaren negentig werd er nog bijgevoerd door middel van hertenbrokken, aardappelen, mais, appels enz. Op die manier kon men de wildstand verbeteren en kon men het wild in bepaalde gebieden vasthouden. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer en dient het edelhert geheel zelfstandig aan het noodzakelijke voedsel te komen en komen we de herten veel meer verspreid over de Veluwe tegen. De eerste jaren was dat nog moeilijk voor de herten, zij waren inmers niet gewend om het hele jaar door al het voedsel zelf te moeten zoeken en verloren duidelijk aan lichaamsgewicht. Na 3-4 jaar was het wild eraan gewend en was het gewicht weer op peil.

Cellulose is een belangrijk bestandsdeel van planten en vormt de belangrijkste energiebron voor de herbivor, zoals het hert. Voor de benutting van cellulose is het hert aangewezen op micro-organismen in de pens, die het afbreken tot stoffen die door het hert kunnen worden benut. Bij dit proces komt methaangas en koolzuurgas vrij die uitgeboerd worden. De vrije vetzuren, geproduceerd door de microben, worden via de maagdarmwand opgenomen. Herkauwers, waaronder het edelhert valt, zijn goed in staat die te laten geschieden. Hiertoe is het hert uitgerust met een gote maag, bestaande uit vier samenhangende delen:, de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. De wanden van de maag zijn bezet met papillen, die voor een oppervlakte-vergroting zorgen. Het hert kan zelf voor de optimale doorstroming van het voedsel door de maag zorgen.

Foto: Jan Paulides
Herten aan de beuken

Hoofdgroepen herkauwers:

Browsers

Browser zijn slechts beperkt in staat om cellulose te verteren en eten voornamelijk cellulose-armvoedsel zoals bladeren van bomen en struiken en kruiden. Hun pens is klein en de doorstroomsnelheid van het voedsel is hoog.
Voorbeelden zijn ree en eland.

Grazers
Grazers kunnen meer voedsel tot zich nemen en dit langer onderwerpen aan de invloed van microben, waardoor het cellusose beter wordt verteerd; zij zijn dus beter aangepast aan het eten van grassen.
Voorbeelden: rund, schaap, wisent

Het hert (dam- en edelhert) zitten tussen de twee hoofdgroepen van herkauwers in en kan zich daardoor aanpassen aan de omstandigheden van celluloserijk (hoog celwandgehalte en moeilijker te verteren) of cellulose-arm voedsel (laag celwandgehalte en makkelijker te verteren).
De grote van de pens-maag van verschillende dieren uitgedrukt in het percentage van het lichaamsgewicht onderstreept dit:

Voedseleisen
De energiebehoeft wordt gedekt door stikstof (eiwit) en mineralen als fosfor, calcium, magnesium en natrium. Verder zijn ook sporenelementen en vitaminen nodig.

Wat eet een hert?:

40 jaar geleden grove den en struikheide
en tegenwoordig door veranderingen in het bos voornamelijk bochtige smeele en bosbes.

En verder:

Uit de kruidlaag:
- mast (eikels en soms beukennootjes (in goede mastjaren wel 10 miljoen kg beschikbaar)
- brede stekelvaren en liggend walstro
- grassen (bochtige smele, brede grassen o.a.langs de bospaden, wildweide, veldbeemdgras, ruw beemdgras, staatgras, gewoon struisgras en een aantal raaigrassen)
- incidenteel ook: pijpestrootje, witbol, zandhegge, pitrus.

Dwergstruiken:
- struikheide, blauwe bosbes, vossenbes, wortels van de blauwe bosbes, gewone braam.

Boomsoorten:
- Naalden van de grove den (in beperktere mate)
- Eik, beuk, wilde lijsterbes, berk, sporkehout en Amerikaanse vogelskers
-
Bast van de grove den, Douglasspar, wilde lijsterbes, vlier (in de na-winter en voorjaar)

Foto: Jan Paulides
De vraat duidelijk zichtbaar

De beuken zijn door de herten kort gehouden en ontwikkelt zich daardoor niet in de hoogte. De takken worden wel dikker. De nieuwe scheuten worden er steeds afgegeten.

Komen in een loofbosgebied veel edelherten voor, dan ontstaat er een zogenaamde vraatlijn, vooral goed zichtbaar bij loofbomen. Edelherten zijn herkauwers. Naast grassen en kruiden eten ze ook veel twijgen, knoppen en zelfs jonge takjes.

Afhankelijk van het aanbod en de behoefte van voedsel wordt de keuze bepaald. De behoefte aan bepaalde voedsel soorten hangt af van omstandigheden zoals drachtig, spenen, bronst, geweigroei en jaargetij .


Vraatsporen van het edelhert.

Vooral in januari, maar zeker ook in de andere maanden kunt u vraatsporen van het wild in het bos ontdekken.
Buiten het feit dat de boomschors een zekere voedingswaarde heeft, dient het ook ter stimulering van het herkauwen.