De teek en haar ziekten bij mens en dier

Over de ziekte van Lyme wordt regelmatig in diverse tijdschriften en kranten geschreven, maar wat weten we eigenlijk van de teek zelf? En welke ziekten kan de mens nu precies in West-Europa door een tekenbeet oplopen? Op de hond treft men zeer regelmatig teken aan en een ree zit vaak onder de teken, hoe zit het met deze dieren en de ziekte van Lyme?

Teken

De teek is een zogenaamde geleedpotige, en behoort tot de mijten.

Er bestaan twee verschillende families van teken: de harde of schildteken (Ixodidae) en de zachte of lederteken (Argasidae). In totaal komen er over de wereld meer dan 800 tekensoorten voor!

De zachte teken die zich in Nederland bevinden, komen alleen voor bij vogels en vleermuizen, de harde teken (afhankelijk van het stadium waarin ze verkeren) daarentegen komen zowel bij vogels, zoogdieren als mensen voor.

De familie van de harde tekensoorten kent drie geslachten, te weten: Haemaphysalis, Rhipicephalus en Ixodes. Teken van het geslacht Haemaphysalis komen weliswaar in Nederland voor, maar worden weinig tot niet op de mens aangetroffen.

Van het geslacht Rhipicephalus is bekend dat de tekensoort Rhipicephalus sanguineus ziekten kan overbrengen, maar deze teek is niet inheems in Nederland. Deze teek komt normaal gesproken alleen in tropen en subtropen voor, maar kan na een vakantie rond de Middellandse Zee hiernaartoe worden meegenomen. Zij kan echter alleen binnenshuis, in verwarmde ruimten overleven.

De teek die in ons land een belangrijke rol speelt bij het overbrengen van ziekten, is de tekensoort Ixodes ricinus, van het geslacht Ixodes. De levenscyclus die hieronder van de teek vermeld wordt, heeft betrekking op de tekensoort Ixodes ricinus.

Ixodes ricinus

De teek Ixodes ricinus zal bij menigeen bekend zijn als schapenteek of een van de andere vele Nederlandse benamingen die ervoor gebruikt worden, zoals hondenteek, houtteek en gewone teek. De benaming "hondenteek" kan echter verwarring opleveren met de "echte hondenteek" dat de Nederlandse benaming is voor de Rhipicephalus sanguineus.

De teek kent een levenscyclus die uit 4 stadia bestaat, te weten: ei, larve, nimf en volwassen teek. De gehele cyclus neemt afhankelijk van het klimaat zo'n anderhalf tot vier jaar in beslag, in Nederland gemiddeld zo'n 2 tot 3 jaar. De larve en nimf lijken reeds sterk op de volwassen teek, alleen heeft de larve slechts zes poten in tegenstelling tot de nimf en de volwassen teek, die acht poten hebben. Larven, nimfen en volwassen teken leven van bloed en boren zich hiertoe vast in de huid van een dier. In elk van deze 3 stadia zuigt de teek slechts één keer bloed bij een gastheer, laat zich vervolgens vallen, ontwikkelt zich tot het volgende stadium en gaat dan weer op zoek naar een nieuwe gastheer. Omdat de Ixodes ricinus in elk stadium een andere gastheer zoekt, wordt zij wel een drie-gastheren teek genoemd. De gastheren die gezocht worden, verschillen per stadium. Zo zijn kleine zoogdieren en vogels geschikte gastheren voor de larven en nimfen, en vormen grotere zoogdieren zoals ree, hond en mens een geschikte gastheer voor de volwassen teek. Niet alleen de gastheerkeuze verschilt per stadium, maar ook de tijd die ze nodig hebben voor hun bloedmaal. Hierbij treft men trouwens ook een groot verschil aan tussen het mannetje en het vrouwtje. Een larve en nimf zuigen zo'n 2 - 7 dagen, een volwassen vrouwtje 7 - 13 dagen en een volwassen mannetje slechts enkele uren.

De teek is voornamelijk actief in de periode maart tot en met oktober. De teek, met een voorkeur voor een vochtige omgeving, komt voornamelijk voor in bossen met ondergroei, ruigten en windsingels. Dat ze van vocht houden, blijkt ook uit het feit dat de aantallen van de Ixodes ricinus afnemen wanneer een warme, droge zomer langer duurt. Vaak leest men dat teken vooral in voorjaar en herfst actief zijn, hetgeen waarschijnlijk komt door het feit dat 14 - 22 ˚C optimale temperaturen zijn voor teken.

Om een geschikte gastheer te kunnen belagen, kruipt een teek in de vegetatie omhoog, wacht op een gastheer en laat zich dan vallen. De teek kan een gastheer opmerken omdat zij gevoelig is voor diverse prikkels, zoals veranderingen in lichtintensiteit, warmte en CO2 -concentraties.

Ziekten mens

Van een tekenbeet op zich wordt de mens normaal gesproken niet ziek, maar de teek kan wel een rol spelen bij het overbrengen van diverse ziekten. Omdat de teek een zogenaamde driegastherenteek is, kan zij in een van de ontwikkelingsstadia een ziekteverwekker binnenkrijgen door van een besmet dier bloed te zuigen en deze ziekteverwekker vervolgens in het volgende ontwikkelingsstadium op een ander dier of mens overbrengen.

Momenteel zijn vier ziekten in beeld gebracht die, binnen Europa, door een teek op de mens kunnen worden overgedragen: de ziekte van Lyme, Früh Sommer Meningo Encephalitis (FSME), Ehrlichia en Fièvre boutonneuse. De ziekte van Lyme, FSME en Ehrlichia worden door de Ixodes ricinus overgebracht , Fièvre boutonneuse daarentegen door de tekensoort Rhipicephalus sanguineus. Deze laatste tekensoort komt in Nederland niet voor.

Aangezien in Nederland thans alleen de ziekte van Lyme een probleem voor de mensen vormt, beperkt het artikel zich tot deze ziekte. Ehrlichia is pas recent in ons land aangetroffen, FSME en Fièvre boutonneuse kan men in Nederland niet oplopen. Over deze ziekten zal in een vervolgartikel geschreven worden.

Lyme

Borrelia burgdorferi

De ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door de bacterie Borrelia burgdorferi. In Nederland zijn tot nu toe vier verschillende soorten van de Borrelia-bacterie aangetroffen, waarvan er drie de ziekte van Lyme bij de mens kunnen veroorzaken (Borrelia burgdorferi sensu stricto, Borrelia afzelii en Borrelia garinii).

De verschillende borrelia-soorten overleven in verschillende diersoorten, zo kan de bacterie Borrelia garinii wel in vogels, maar niet in zoogdieren overleven en kan de Borrelia afzelii juist wel in zoogdieren maar niet in vogels overleven. In Zweden hebben ze onlangs ontdekt dat trekvogels de bacterie "slapend" in zich kunnen hebben en dat de bacterie, ten gevolge van de stress tijdens de trek, weer actief kan worden. Trekvogels kunnen dus ook een rol spelen bij de verspreiding van de ziekte van Lyme!

De bacterie wordt zeer waarschijnlijk niet meteen overgedragen, omdat de bacterie zich in de darm van de teek bevindt en zich pas gaat vermenigvuldigen nadat er eerst een beetje bloed is gezogen. Vandaar ook dat men vaak leest dat wanneer men de teek tijdig (afhankelijk van de literatuur binnen 8 tot 36 uur) verwijdert, de kans op infectie zeer gering is. Dat een volledige garantie niet kan gegeven worden, blijkt uit een artikel in het Geneeskundig Tijdschrift van 1990. Daarin wordt aangegeven dat besmetting waarschijnlijk plaatsvindt door regurgitatie (opbraken) van de darminhoud, maar dat bepaalde waarnemingen wijzen op de mogelijkheid van besmetting via de speekselklieren.

Symptomen

De ziekteverschijnselen kunnen in drie stadia ingedeeld worden. In het eerste stadium verschijnt een ringvormige, rode huidverkleuring (Erythema migrans) welke in de eerste paar weken groter wordt (en dus niet te verwarren is met de kleine, rode plek welke als normale reactie op een insectenbeet ontstaat). Dit eerste stadium kan gepaard gaan met een grieperig gevoel. Na enkele weken zal deze plek weer verdwijnen.

In het tweede stadium kunnen, afhankelijk van de borrelia-soort, diverse verschijnselen optreden. Betreft het een infectie met Borrelia burgdorferie sensu stricto dan treden hierna meestal gewrichtsklachten op, betreft het B. garinii dan treden meestal zenuwverschijnselen op en betreft het B. afzelii dan komen huidklachten voor. In het derde stadium zijn de verschijnselen chronisch geworden. Omdat het mogelijk is dat het eerste en tweede stadium overgeslagen worden en omdat de ziekteverschijnselen ook door andere ziekten veroorzaakt kunnen worden, is het zeer moeilijk om de diagnose ziekte van Lyme te stellen. Het afweersysteem van de mens probeert met het aanmaken van antistoffen ziekten te bestrijden, maar dit werkt niet altijd afdoende. De aanwezigheid van antistoffen in het bloed geeft dus alleen maar aan dat de mens ooit de bacterie heeft opgelopen, maar niet of hij de ziekte van Lyme heeft. Alleen in het geval van de Erythema migrans kan de diagnose ziekte van Lyme met zekerheid vastgesteld worden. Het is dan ook zeer belangrijk om, wanneer na een tekenbeet een steeds groter wordende rode huidverkleuring optreedt, men de huisarts laat vast stellen of het een Erythema migrans betreft!

De ziekte is in een vroeg stadium met antibioticum te genezen; wanneer de ziekte reeds chronisch aanwezig is, is genezing niet altijd meer mogelijk.

In Europa is, in tegenstelling tot in Amerika, het momenteel nog niet mogelijk om je vooraf te laten inenten tegen de ziekte van Lyme. In Amerika komt maar één Borrelia-soort voor en het vaccin is alleen werkzaam tegen die ene soort. In Europa kennen we meerdere Borrelia-soorten, waardoor het vaccin niet afdoende werkt.

Hond

Tot voor kort was er weinig bekend over de ziekte van Lyme bij honden. Daar is het afgelopen jaar verandering in gekomen toen de heer Hovius, een dierenarts uit het zuiden van het land, promoveerde op zijn onderzoek over juist dit onderwerp.

Ook bij de hond is het zeer moeilijk om met zekerheid vast te stellen of de ziekteverschijnselen die optreden, veroorzaakt worden door de Borrelia-bacterie en of het de ziekte van Lyme betreft. De aanwezigheid van antistoffen in het bloed toont immers alleen maar aan dat de hond ooit afweerstoffen heeft aangemaakt. Uit het onderzoek van de heer Hovius kwam naar voren dat de diagnose ziekte van Lyme gesteld kan worden als aan de volgende voorwaarden duidelijk wordt voldaan: de hond constant een zeer sterk verhoogde hoeveelheid antistoffen heeft EN de hond ziekteverschijnselen vertoont zoals algemene malaise (hoge temperatuur, sloom, niet eten) samen met bewegingsproblemen (kreupel, opgezette gewrichten, spierpijn) EN andere oorzaken zijn uitgesloten (zoals reuma of een tumor).

In Duitsland is momenteel een vaccin voorhanden waarmee honden tegen de ziekte Lyme ingeënt kunnen worden. Hiervoor geldt echter hetzelfde als voor het vaccin voor mensen uit Amerika, namelijk dat het vaccin slechts bescherming biedt tegen een van de drie ziekmakende Borrelia-bacteriën!

Een hond met de diagnose ziekte van Lyme kan behandeld worden met een antibioticakuur (6 weken). Een jonge hond is nog te genezen, maar wanneer een oudere hond reeds chronisch ziek is, dan is de bacterie al zo ingenesteld, dat deze niet meer geheel te doden is. Maar omdat na een antibioticakuur het aantal bacteriën sterk afneemt, zullen de klachten ook bij deze honden grotendeels verdwijnen, omdat het aantal bacteriën sterk verminderd wordt.

Reewild

Uit een Nederlands onderzoek is gebleken dat er wel antistoffen bij het ree aangetoond konden worden, maar dat er geen duidelijke ziekteverschijnselen waren. Er werd geen relatie gevonden tussen de conditie van het ree en het al dan niet geïnfecteerd zijn met de bacterie. Ook tussen de conditie van een ree en het aantal besmette teken dat zich op het ree bevond, kon geen relatie gevonden worden.

Zoals eerder aangegeven, leven sommige Borrelia-bacterie soorten in zoogdieren. Kleine knaagdieren zijn in Nederland de belangrijkste reservoirs voor deze Borrelia-bacteriesoorten. Diersoorten waarin de bacterie leeft en de teek zichzelf met het opnemen van bloed kan besmetten, worden reservoir dieren genoemd. Uit onderzoek is gebleken dat het ree geen reservoir is voor de Borrelia-bacterie. Om te bepalen of een diersoort een reservoir vormt, worden teken waarvan bekend is dat ze de bacterie nog niet hebben op dieren geplaatst en worden ze, nadat ze volgezogen zijn, onderzocht op de aanwezigheid van de bacterie.

Het ree speelt dus geen rol als reservoir van de Borrelia-bacterie, waardoor het verminderen van de populatiegrootte geen effect zal hebben op de aanwezigheid van het aantal.

Op deze hinde zijn de teken in de hals/schouder en op de kaak goed zichtbaar. Opvallend is dat juist de magere herten er meer last van schijnen te hebben


Het ree speelt daarentegen wel een belangrijke rol in de aantallen teken op zich, omdat het paren van de teek met name plaatsvindt op grotere zoogdieren zoals reeën. Voor de verspreiding en de toename van het aantal teken in Nederland spelen de hertachtigen dus wel een rol!

Bron: Capreolus, nr 27 oktober 2000 Margriet Montizaan