In de literatuur is héél veel geschreven over de bronsttijd. Wanneer deze begint, de invloed van het klimaat, de grootte van de bronstroedels, de leeftijd van het plaatshert, het gedrag van de bijherten, enz. enz. Maar niets is, voor zover mij bekend, ooit geschreven over de manier waarop het geburl van herten tot stand komt. Sommigen denken dat het hert het burlgeluid alleen kan produceren wanneer hij uitademt, maar anderen daarentegen beweren dat het burlen inademend gebeurt.

Ik herinner mij een gesprek tijdens een bezoek in de Oostenrijkse Alpen, waar ik mijn inmiddels overleden collega dr. Anton Bubenik, die toen een onderzoek naar het voedselgedrag van edelherten in dat gebied leidde, opzocht om met hem over diverse wildbiologische zaken speciaal met betrekking tot roodwild- en het reewildbeheer van gedachten te wisselen. In de jachthut, waar wij toen bivakkeerden kwamen ook een paar grofwildjagers uit Duitsland, die in dat revier een hert mochten schieten. Het was bronsttijd, dus konden zij gebruik maken van de speciale gedragingen van het edelhert om deze zo dicht mogelijk te kunnen benaderen. Ook probeerden zij, door het geburl na te bootsen, de herten naar hen toe te lokken.

Op een avond, toen de jagers onverrichterzake in de hut kwamen en vertelden over hun ervaring van die avond, vertelden zij ook dat zij met een grote slakkenhuisvormige schelp getracht hadden te burlen om zodoende de herten in hun directe nabijheid te krijgen. Dit was echter niet gelukt. Daarom vroeg Bubenik hen: "Hoe heeft u trachten te burlen? In- of uitademend?" Het voor mij te verwachten antwoord was: "Natuurlijk uitademend". "Fout!" zij Bubenik, "U had het inademend moeten doen, dan had u vast en zeker succes gehad". "Waarom inademend", vroegen de jagers. Het antwoord was: "Omdat edelherten ook inademend burlen".

Ik keek hier erg van op en wilde dus de volgende ochtend vroeg mee met de jagers om dit "inademend burlen" te proberen en om te zien of dit dan inderdaad positief effect zou hebben. Zo gezegd, zo gedaan. In de kille, schemerige vroegte van een prachtige najaarsdag zaten wij aan de rand van een open plaats en een hellingbos, dat voornamelijk bestond uit vrij hoog opgaande sparren.

Mislukt
Toen eindelijk het eerste hert zich meldde op een hoogte van ongeveer 1200 meter gingen wij om de beurt ons geluk beproeven. Ik weet niet of u wel eens heeft geprobeerd met behulp van een schelp inademend te burlen, maar wanneer je voorzichtig door de schelp inademend geluid tracht te produceren lukt dat best, maar het geluid heeft niets van het volle geburl dat een hert kan voortbrengen. Het deed mij meer denken aan een leeglopend bad! Deed ik het minder voorzichtig en haalde dus fors adem, waarbij ik gelijkertijd probeerde het goede geluid voort te brengen, verslikte ik mij in mijn "geburl"!

Ook de jagers brachten er niets van terecht en de herten bleven, misschien wel daardoor, uit onze directe omgeving. Eenmaal weer thuisgekomen kon ik nog net aan het eind van de eerste week van oktober mijn geluk op de Hoge Veluwe proberen. Ik ging, vanuit Schaarsbergen komend, meteen in de wildbaan en zocht een mooi plekje op in een eiken wal met uitzicht op een mosvlakte met enkele berken. Ik vergeet dit mijn leven niet, want ik zat er nog maar net, plaatste mijn beide handen aan de mond en burlde er uitademend op los. Werkelijk onmiddellijk werd dit beantwoord en binnen enkele minuten stond er een schitterende 20-ender vlak voor mij en zocht zijn onzichtbare tegenstander. Het hert stond zo dicht bij mij dat ik duidelijk zijn "praeorbitaalorgaan" (de klier vlak voor het oog) kon zien en ruiken! Op mijn uitademend geburl zonder schelp of ander hulpmiddel had ik dus direct het gewenste resultaat. Hiermee had voor mij de theorie van mijn collega Bubenik, zoals u zult begrijpen, volkomen afgedaan.

Conclusie
Maar hiermee is de vraag: Hoe een hert burlt nog niet beantwoord. Na overleg met een door mij reeds eerder aangehaalde Franse etholoog, dr. F. Levens, komen wij, naast onze eigen ervaring, door het fenomeen "burlen" physiologisch (1), anatomisch (2) en biologisch (3) te benaderen tot de volgende conclusie:
1. Wanneer je de geluidsintensiteit van een toon wil versterken van fluisterend tot een toon met een behoorlijk volume dan heb je te maken met het fenomeen van een "megafoon". De trechtervorm van een megafoon functioneert dus als een soort versterker van het geluid. Voor de tijd van de luidspreker en andere elektronische hulpmiddelen gebruikten wij de megafoon om ons verstaanbaar te maken in grote mensenmenigten, waarbij wij uitademend onze woorden formuleerden (denk aan de stadsomroepen).
2. Bekijken wij de bouw van de luchtwegen dan zien wij dat vanuit de longen de lucht geperst wordt door de nog smalle luchtpijp, via het strottehoofd (dus langs de stembanden) naar de reeds bredere keelholte en de nog wijdere bek- of mondholte. Dit heeft dus samen de vorm van een trechter, dus ook weer die van een megafoon.
3. Het is duidelijk dat een uitademende beweging in staat is de stroom lucht die het door de stembanden gevormde geluid met veel meer kracht, en dus met veel meer geluidssterkte, naar buiten kan brengen dan tijdens het inademen. Mede dankzij de werking van de spieren van de onderbuik en de borstkas kan dus met behoorlijke kracht worden geburld.

Verzwakt
De tonen, die geproduceerd worden tijdens het inademen, worden direct verzwakt door het tegenwerken van de interne organen, zoals longen en spieren. De bij uitademen geproduceerde tonen worden direct naar buiten gedreven en worden dan door het "megafoonfenomeen" versterkt. Daardoor kan het geburl van edelherten op een afstand van enkele kilometers worden waargenomen!

Tóch is het voor sommigen niet te begrijpen dat tijdens het burlen geen condenswolkjes worden gezien, maar wel ná het burlen. Wanneer je echter lucht inademt en het meteen gebruikt om geluid te produceren dan:
a. heeft het nog geen tijd gehad om de lichaamstemperatuur aan te nemen en komt dus nog niet warm genoeg naar buiten om een condenswolkje te vormen.
b. Is het volume lucht, dat naar buiten komt geringer dan bij normale uitademing hetgeen het ontstaan van een duidelijk zichtbaar condenswolkje tegenwerkt. De lucht, die nog in de longen is achtergebleven tijdens het burlen - en dus voor de normale zuurstofopname zorgde - komt na het burlen in één stoot naar buiten, heeft inmiddels wel de lichaamstemperatuur kunnen aannemen en zorgt daarom dan ook voor het opvallende condenswolkje na het burlen

Bij mij weten is er maar één zoogdier dat en inademend en uitademend achter elkaar geluid kan produceren en dat is de ezel, die inademend het ietwat benauwde "I" produceert direct gevolgd door een "A" die dus met uitademende lucht ook meestal meer volume heeft. Dit werkt dus als een soort blaasbalg!

Onze herten zijn geen "ezels", maar dat wist u al.

Door dr. J.L. van Haaften
Bron: Het Edelhert, nr 3, najaar 1998