Hertenbronst! Voorzichtig sluipen door de morgennevel naar de bronstplaats. Plotseling....... een luide jammerende schreeuw uit de dekking. Nee, geen lustmoordenaar die zijn kans grijpt. Eerder heeft een van de herten op de bronstplaats teveel Sikabloed in de aderen. En dat wat zo afgrijselijk klinkt, kan wel eens vaker voorkomen dan biologen en jagers tot nu toe aannamen. Want dit kleine Japanse sika-hert kan zich met het edelhert kruisen en doet dat in gebieden waar ze gezamenlijk voorkomen steeds vaker.

Verschil in grootte geen probleem

Sinds het midden van de 19e eeuw werd sika-wild in grote landschapsparken en andere grotere omheinde terreinen van vele Europese vorstenhuizen ingevoerd.
En natuurlijk gebeurde steeds weer het onvermijdelijke: rasters werden verwaarloosd, dieren ontsnapten en soms zette de eigenaar zelf de hekken open.

In veel Europese landen zijn vooral in de laatste 60 jaar vitale sika-wild populaties ontstaan in de vrije wildbaan. Deze ontwikkeling was lange tijd geen reden voor onrust. Het verschil in grootte tussen roodwild en sikawild - twee nauwe verwanten- was immers zodanig dat van bastaardisering toch geen sprake kon zijn!
Maar grootte is niet alles! Sinds de '50 jaren kwamen er steeds weer berichten, vooral uit Ierland en Schotland dat er regelmatig dieren met kenmerken van beide soorten gezien werden. Ze waren klaarblijkelijk het resultaat van kruisingen.
In hoeverre de genen tussen de beide soorten vermengd waren, kon men pas veel later onderzoeken d.m.v. genetische tests.

Regelmatige uitwisseling

In West Schotland leven rood- en sikawild al ruim 30 jaar in hetzelfde gebied.
Hier zochten wetenschappers van de universiteiten van Edinburgh en Cambridge in bloedproeven naar verdachte genen van beide soorten. Het resultaat van de proeven verrastte zelfs de onderzoekers: meer dan een derde van de herten, die er uit zagen zoals roodwild er behoort uit te zien, had sika-genen in het bloed!
En ook in Duitsland zijn inventarisaties gemaakt en genen getest van roodwild en sika-populaties die in Schleswig-Holstein,Nordrhein-Westfalen en rond de Mahnesee leven. En ook daar bleek vermenging een feit.

Deze ontdekte genenvermenging betekent vroeg of laat het einde van het raszuivere edelhert. Er zijn dan slechts nog herten die er uit zien als roodwild, en herten die meer de kenmerken van sikawild dragen.

Maar... wie stroopt er er nu in welk revier?
Op grond van waarnemingen weet men, dat sika-herten roodwildhindes beslaan kunnen. Maar ook DNA-vormen die slechts door vrouwelijke dieren vererfd kunnen worden, werden in sika-hindes gevonden - het bewijs dat ook sika-hindes door roodwild-herten beslagen worden.
Deze hybriden zijn normaal vruchtbaar, wel zijn de herten zijn wat kleiner dan roodwild, maar groter dan zuivere sika-herten

Image

Binnen rasters leven rood- en sikawild vaak samen op en klein gebied.

Omdat lichaamsgrootte bij roodwildherten een belangrijk criterium is bij de voortplanting,- grote herten worden meestal gekozen boven kleinere soortgenoten- hebben de kruisingsdieren goede kansen in de sika-populatie.
En ook de sika x roodwildhindes hebben in het roodwildroedel een hogere voortplantingskans omdat ze wat eerder geslachtsrijp zijn.

In de concurrentiestrijd om het gezamenlijke revier heeft het sika-wild ook goede kaarten. De kleinere hertensoort kan dichte bossen beter benutten dan hun grotere verwanten. Op langere termijn kon dit Japanse hert in sommige terreinen wel eens het roodwild verdrijven.

Het kleine hert

Met een grootte tussen ree en damwild is de sika toch een echt hert.
Het zomerdek kan zeer variabel van kleur zijn, van grijs via kastanjebruin tot roodachtig. Vaak blijft een duidelijke vlektekening levenslang aanwezig.
Vrouwelijke dieren zijn dan gemakkelijk te verwarren met damwild.
Kin, buik en hals zijn bij het sikawild steeds wit. Karakteristiek is de lichte, U-vormige tekening die van oor tot oor loopt. Bij onraad spreiden de dieren de langere witte haren van de spiegel en alarmeren zo hun soortgenoten

Image

Zuivere sika's hebben een aalstreep, die bij hybriden meestal ontbreekt.

De bronsttijd loopt van oktober tot in november, dus iets later dan bij roodwild.
Dat verklaart ook een deel van het succes van de sika-herten bij de roodwildhindes.
Deze geven weliswaar de voorkeur aan hen bekende herten, die ze ook aan de stem individueel herkennen.
Maar wat doet een hinde in de nabronst als de herten uitgeblust van de inspanningen in de dekking liggen? In zo'n geval nemen ze wel genoegen met een wat kleiner, maar relatief agressiever sika-hert. Dit gedrag is meermalen waargenomen, zowel in gesloten- als in de vrije wildbaan. Tijdens de bronst laten de sika-herten een karakteristieke vreemde schreeuw horen, die klinkt als een schrille roep om hulp. Deze schreeuw wordt meestal driemaal herhaald. Verstoorde sika's maken ook wel een kekkerend "yak-yak-yak" geluid. In sommige revieren worden sika's bewust gekruist met roodwild om zo kleine herten met grote geweien te krijgen.
De stangen van sika's hebben meest zeven enden.

Gast in heer Europa

De grootste Sika-populaties leven in Ierland en Schotland. In Duitsland komen ze voor in vijf gebieden in de vrije wildbaan: in Sleeswijk-Holstein ( Noord-Duitsland),
In het Weserbergland, in Sauerland (rond 600 st.), twee populaties in Baden-Württemberg (rond 700 st.) en nog enkele kleinere bestanden. Ze zijn alle terug te voeren naar voormalige gesloten wildbanen. In Duitsland leven ongeveer in totaal 10.000 dieren.
Ook in Denemarken, Polen, Tsjechië, Oostenrijk, Kroatie en Rusland komen vrijlevende Sika's voor. Alleen in Frankrijk zijn ze door onbekende oorzaak weer verdwenen. In Nieuw Zeeland leven ongeveer 7500 dieren, ook afstammend van import in de vorige eeuw.

Sika-genen gevaarlijk?

Overal waar sika's en roodwild samen voorkomen, berichten waarnemers over roodwild sika-kenmerken, en van een toenemende variatie in grootte bij de sika's.
Kruising van de beide soorten is een feit en vindt vaker plaats dan men gedacht en/of gehoopt had.. Vooral waar beide voorkomen " versmelten" beide diersoorten met elkaar.
Toch verloopt dit proces regionaal heel verschillend. Wetenschappers zijn het er echter wel over eens: de hybridisering vindt plaats. Maar over de uitkomst van dit proces is men het niet eens. De een voorziet het einde van het zuivere roodwild, de ander gelooft daar niets van.
En natuurlijk worden ook irreële oplossingen voorgesteld zoals het totaal uitroeien van de sika's in Europa......

Biologische invasie

Toch zijn zwart-wit denken en radicale voorstellen niet erg zinvol bij de oplossing van het probleem. De ontwikkeling van de sika-bestanden in Europa en haar gevolgen voor de roodwildpopulaties ter plekke zijn maar een voorbeeld van de eerst meestal sluipende, en later dramatisch verlopende invasie van uitheemse diersoorten. Deze komen op eigen kracht, of door toedoen van de mens in een nieuwe omgeving en zoeken daar een "ecologische nis". En dat gaat meestal ten koste van de daar al voorkomende soorten.
De lijst van toevallig of opzettelijk ingevoerde diersoorten is lang: karpers, fazanten, ratten enz. zijn al meer dan 1000 jaar inheems hier.
Wasbeer, driehoeksmossel , wasbeerhond en lynx zijn nieuwelingen die deels met inheemse soorten om leefgebied strijden.
En praktisch nergens ter wereld kon men een ingevoerde soort effectief bestrijden.

Op termijn een gevaar voor het Nederlandse roodwild?

Sika en roodwild zijn nauw verwant. Zuivere sika's hebben steeds 64 chromosomen, zuiver roodwild 68. De kruisingen van beide soorten varieren tussen deze beide aantallen. Sommige chromosomen zijn ook nog aan elkaar verbonden en worden steeds gezamenlijk doorgegeven aan de volgende generatie. Ondanks deze variatie in chromosomen zijn de nakomelingen van sika X roodwild normaal levensvatbaar en planten zich voort. Er kan dan een onduidelijke situatie ontstaan met allerlei variaties in voorkomen en gedrag.

In de wat verdere toekomst zijn er natuurlijke verbindingszones gepland voor de uitwisseling van wild tussen onze vrije wildbanen en aangrenzende wildbanen in ons buurland Duitsland. Verbindingen zijn voorzien in de richting Noord-Duitsland en naar Sauerland-Rothaargebirge en de Harz.
Hoe positief deze verbindingszones ook zijn voor de fauna, het hierboven beschreven scenario geeft toch enige zorg voor de toekomst. Oplossingen zijn niet voorhanden,
Misschien dat er in het kader van het beheer in de verbindende gebieden maatregelen te treffen zijn waardoor de vermenging wat minder snel gaat, tot stand brengen lijkt geen haalbare kaart.