Geschat wordt dus dat slechts 1 op de 50.000 herten een albino kan zijn. Het ligt meer voor de hand dat je een zeldzame munt of een klompje goud in een rivier vindt. Generaties van Amerikaanse indianen schreven de albino's magische krachten toe. Wat de indianen nog niet wisten is dat alle levende organismes levende cellen hebben en in die cellen zitten op de chromosomen de genen verspreid.
De ogen van de albino's zijn rose doordat de bloedvaten achter de ooglens de rode kleur door de pigmentloze irissen laat schijnen. De voor herten karakteristieke langgerekte pupil is goed zichtbaar.
Meestal worden ze door de roedel niet geaccepteerd en leiden een solitair leven. Vaak zijn ze lichaamelijk ook niet 100% in orde. Gebaseerd op observaties is een op de ca. 50.000 herten een albino.
Een tussenvorm zijn de piebald witstaartherten, slechts gedeeltelijk wit in (een) grote vlek(ken) over het lichaam verdeeld. Deze piebald herten komen vaker voor dan de albino's..
Het tegenovergestelde is melanisme. Hierbij is een overdaad aan zeer donker tot zwart pigment, wat het dier zo donker maakt. Ook komt het voor dat de hoeven, neus en ogen normale gepigmenteerd zijn en de rest van het dier wit. Dit laatste is een mutatie van de haarkleur en niet van het pigment.
Albino's worden weinig gezien maar ze zijn ook niet echt zeldzaam. Wel komt het zelden voor, dat een albino langere tijd overleeft in de echte wildernis. Door het ontbreken van een schutkleur vallen ze extra op, ook 's nachts. De albino witstaarten hebben ook vaak een slecht gezinsvermogen, waardoor ze later gewaar worden van het gevaar.
Hun witte kleur gedurende het hele jaar en hun slechte gezichtsvermogen maak het leven van de albino's moeilijk. In het wild, waar survival-of-the-fittest de regel is, zijn de albino al van af het begin in het nadeel en vallen ze gemakkelijk ten prooi aan predatoren. Waarschijnlijk zijn ze ook hierdoor vrij zeldzaam.
In Nederland komen geen albinoherten voor. Wel heeft er een aantal jaren geleden op de Zuidoost-Veluwe een wit hert geleefd.
Jan Paulides