Een weitje wordt druk bezocht door een aantal geweidragers, nou ja, mannelijke herten. Van de zes herten lopen er nog maar twee met gewei. In deze tijd verandert er in de rangorde van de herten in het roedel veel. Vanaf het moment dat een hert zijn stangen verliest, zakt hij ook in aanzien. Het gewei imponeert dus op niet te onderschatte wijze ook buiten de bronsttijd. Voor een dominant hert in het roedel is het dan ook moeilijk te verkroppen dat het gedaan is met zijn heerschappij. Een van de geweidragers loopt het tot voor kort dominante en geweiloze hert dan ook duidelijk te stangen en daar is de kale niet van gediend en hij zoekt genoegdoening. Telkens gaat hij op de achterlopers en haalt vervaarlijk uit. De geweidrager is echter niet onder de indruk en ontwijkt met een paar stappen steeds de aanval. Zo gaat het enige tijd door totdat de aandacht van alle herten getrokken wordt door een van links naderend roedel geweidragers. Tegen zoveel imposante geweien kan het grotendeels "kaal"-wildroedel niet op en vertrekt tijdig van de wei om plaats te maken.
Het geweiloze hert zoekt zijn geen respect tonende rivaal telkens op.
Oren laag in de nek....
de aanval wordt ingezet....
en beide staan enkele secondes op hun achterlopers te balanceren.
Met een simpere stap opzij wordt de aanval uiteindelijk ontweken.
Kunnen zijn oren nog dieper in zijn nek ?
Dan verschijnt er een roedel geweidragers, en jawel allemaal nog met gewei.
Het roedel neemt de heerschappij van de wei over en het eerste roedel verdwijnt met de staart tussen de benen.