Om de zwijnenstand goed te kunnen bepalen worden er in de maanden april en mei twee, soms drie tellingen gehouden. Aan de hand van de waarnemingen door de tellers, soms wel rond de honderd personen, wordt een goed beeld gekregen hoeveel zwijnen er op de Veluwe lopen. Geteld worden de biggen jonger dan drie maanden (gestreept), biggen ouder dan drie maanden, overlopers mannelijk of vrouwelijk, zogende, niet-zogende, drachtige zeugen en keilers. Tevens dienen biezonder kenmerken van de zwijnen genoteerd te worden, zoals een hap uit zijn oor, kreupel of iets dergelijks. Ook de aankomst- en vertrekttijd alsmede de bijbehorende richtingen dienen vermeld te worden.

Geduld is vereist. Ondanks dat er voor dit doel wat lokvoer wordt gestrooid, wemelt het er niet van de zwijnen.

Dat verstrekken van lokvoer is trouwens aan strenge regels gebonden. Vaak wordt er gezegd, dat er maar lukraak wordt gevoerd. Uit eigen observatie kan ik zeggen dat dat niet zo is. Wetterlijk mag er per 100 ha. (één vierkant kilometer) per jaar 175 kg lokvoer verstrekt worden. Dat komt volgens mijn berekening neer op één kilo per week per zwijn bij het voeren gedurende maximaal 35 weken per jaar. Niet echt iets waar je varkens vet mee mest. Dit nog even afgezien van wat de wilde duiven, dassen, konijnen, Vlaamse gaaien enz. opeten voordat de de zwijnen 's avonds laat komen kijken.

De faunabeheerders werken vaak zelfs met maatbekers om aan de einde van de periode niet zonder voer te komen.

Als je bedenkt dat er twintig jaar geleden per 100 ha. ca. 5000 kg per jaar werd gevoerd, dan zie je dat ook zou een faunabeheerder het drievoudige zou voeren van wat wettelijk is toegestaan, dat zou dat nog geen tiende gedeelte zijn van wat het vroeger was. Daarbij komt nog, dat indien een faunabeheerder betrapt wordt door de A.I.D. er flinke boetes op staan, waarbij het innemen van de jachtakte deel van uitmaakt. En gecontroleerd wordt er wel degelijk.

Zo is er zelfs een jagende boer veroordeeld die slinks maar moedwillig zich met de tractor een weg baande door het maisveld om zodoende het mais bereikbaar te maken voor het klein wild waar hij op jaagde.

In ieder geval, om te lokken is elke avond gedurende drie weken een paar handjes mais voldoende. Op de telavondzelf is dat iets meer om de zwijnen langer op de telplek "vast" te houden en de kans op dubbeltellingen te verminderen.

Image
Het eerste zwijn dient zich na dik twee uur wachten aan.

Image
Drie kwartier later: twee zogende zeugen en
twee niet-bezogen zeugen alsmede zeven
biggen jonger dan drie maanden.