Vijf partijen – de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV), de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG), de Vereniging Wildbeheer Veluwe (VWV), de Vereniging Het Reewild (VHR) en de Vereniging Het Edelhert (VHE) – zetten gezamenlijk de schouders onder de totstandkoming van één nationaal Digitaal Faunadossier. De voorzitters van deze verenigingen werken hiervoor samen in de hiervoor opgerichte commissie ‘Landelijk Overleg Faunabeheer Nederland’ (LOFB).

Het Digitaal Faunadossier wordt een op inventarisatie en monitoringgegevens gebaseerd centraal databestand jacht, beheer en schadebestrijding. Het moet op 1 april 2011 operationeel zijn, maar wat is een half jaar vóór de beoogde startdatum de stand van zaken? Peter Peeters, Rob Borst en Sjoerd Wiersma, drijvende krachten achter de LOFB-taskforce Digitaal Faunadossier, geven tekst en uitleg.V.l.n.r. Rob Borst, Peter Peeters, Sjoerd Wiersma                  Foto: Eimer Wieldraaijer

Eén centrale databank van de verenigingen voor afschotgegevens en populatiecijfers, dat is in het kort de gedachte achter het Digitaal Faunadossier. Hoe belangrijk is de realisatie van zo’n gezamenlijk ontwikkelde internet-applicatie?
Projectleider Rob Borst legt uit: ‘In Nederland zijn onze 22.000 leden bezig met inventariseren, monitoren en uitvoeren in de zin van jacht, beheer en schadebestrijding. Van oudsher verzamelen wij verschillende gegevens. Die gegevens komen nu op allerlei wijze via diverse kanalen ter bestemder plekke.’

Sjoerd Wiersma, lid van de taskforce: ‘De informatiestroom rondom jacht, beheer en schadebestrijding vindt tot nu toe plaats vanuit de individuele wildbeheerder richting Wildbeheereenheid (WBE), de bovenliggende verenigingen en de provincies. Wat de vijf belangenbehartigersverenigingen graag willen, is dat er één centraal databestand met landelijke dekking wordt opgezet, zodat alle verzamelde data structureel op uniforme manier worden verwerkt. We willen af van al die eilandjes, waarbij de een zijn gegevens nog op papier zet, terwijl de ander dat doet op CD-rom, harde schijf of stand alone database. Op basis van de gedachte om alle data bij elkaar te brengen, zijn we gaan nadenken over de vraag: hoe zou je dat het best kunnen concretiseren voor de man in het veld en de partijen die data nodig hebben? Aansluitend zijn we een plan gaan ontwikkelen.’

Borst: ‘Met “we” bedoelen we de KNJV, de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer, de Vereniging Wildbeheer Veluwe, de Vereniging Het Reewild en de Vereniging Het Edelhert. Vijf partijen die met elkaar een schat aan gegevens bezitten, maar die tot nu toe ieder vanuit hun eigen achtergrond allemaal hun eigen ding deden. Sinds de komst van de Flora- en faunawet zie je dat de wederzijdse belangen sterker naar elkaar toe groeien. De essentie van de wet is immers bescherming van soorten. Alle vijf genoemde verenigingen zitten op datzelfde spoor. Wat de gegevensverwerking voor het vijftal lastig maakt, is dat het faunabeheer in het kader van de Flora- en faunawet is gedelegeerd aan twaalf provincies. Behalve dat de vijf verenigingen hun data op eigen manier in kaart brengen, hebben ze ook nog eens te maken met veertien Faunabeheereenheden (FBE’s) in twaalf provincies. Ook deze FBE’s zijn op hun eigen manier bezig met de informatiestroom over beheer en schadebestrijding. Kortom, het landschap oogt even divers als versnipperd.’


Krachtige speler

Langzaam maar zeker drong bij iedereen het besef door dat krachtenbundeling en onderlinge afstemming niet alleen wenselijk maar tevens onontkoombaar zijn.

Wiersma: ‘Dat inzicht leidde in eerste instantie tot de totstandkoming van het platform Grofwildbeheer Nederland (GBN) en in juli 2009 tot de taskforce Digitaal Faunadossier, omdat iedereen besefte dat het zaak was ook andere diersoorten een plek te geven in dit proces. Het overleg resulteerde circa driekwart jaar geleden in een definitief Programma van Eisen.’

Borst: ‘Uitgangspunt is dat we daarmee de 22.000 leden van de vijf verenigingen willen en kunnen faciliteren.’ Wiersma: ‘Die 22.000 leden vormen onze kracht. Omdat we dankzij al die leden een krachtige speler zijn op datagebied. Daarmee zijn we vergelijkbaar met andere particuliere gegevensverzamelende natuurorganisaties.’

Peter Peeters: ‘Met de gegevens van die 22.000 vrijwilligers kun je niet alleen een ontheffing aanvragen en vaststellen hoeveel dieren er worden doodgereden, maar de cijfers leveren evenzeer een onmisbare bijdrage aan de instandhouding van soorten. Met elkaar beschikken we in dit opzicht over een enorm potentieel.’

Borst: ‘Misschien geven we, op basis van alle dan beschikbare cijfers, in navolging van SOVON over vijf jaar geen Broedvogelatlas uit, maar wel een Grofwildatlas of Ganzenatlas.’

Foto van zwijnen: Ton Janssen

Standaard

Welke data krijgen een plek in het Digitaal Faunadossier?

Borst: ‘Van konijn tot zwijn. Beter gezegd: alle soorten die binnen het raamwerk van jacht, beheer en schadebestrijding vallen. Met andere woorden: het gaat om meer dan alleen grofwild, zoals nog weleens gedacht wordt." Naast compleetheid is eenduidigheid een sleutelwoord bij de realisatie van het Digitaal Faunadossier.

Borst: ‘Er komt een standaard, hetgeen wil zeggen dat we in Nederland straks allemaal op dezelfde manier data verzamelen. Op zich is dat verzamelen niks nieuws, want gesegmenteerd doen we dat in feite al, zij het dat we deze methoden en werkwijze ter verkrijging van gegevens nu bundelen en ter validatie voorleggen aan de Gegevensautoriteit Natuur. Daarnaast willen we convenanten met alle stakeholders in dit land afsluiten. Zeg maar: hoe gaan we in Nederland met deze gegevens om? Waarvoor gaan we die gegevens gebruiken en voor welk doel stellen we ze ter beschikking? De achterban van de vijf verenigingen heeft er recht op te weten wie welke gegevens op welk moment krijgt en met welk oogmerk.’

Wiersma: ‘Mag ik nog één stapje teruggaan? We hebben inderdaad met elkaar afgesproken dat er één standaard moet komen, maar deze standaard dient wel eenvoudig te zijn. In die zin dat iedereen in Nederland op een werkbare manier zijn gegevens moet kunnen invoeren.’

Borst: ‘Mede in dat licht kiezen we ervoor om eerst in te zetten op de need-to-know-gegevens. Mocht men op den duur zo gemotiveerd raken dat men meer wil, dan kunnen we verdergaan met de want-to-know-gegevens. Anders gezegd: in eerste instantie richten we ons op datgene wat wettelijk nodig is en dat is al genoeg. Dat vastgesteld hebbende, ga je vervolgens op zoek naar een instrument waarmee je dit realiseert. Zo zijn we terechtgekomen bij het Nederlands Wild Registratie Systeem, een digitale schil voor communicatie, data-opslag en data-management. In gewoon Nederlands: het maakt niet langer uit welk geautomatiseerd systeem je hanteert, zolang er maar op basis van de standaard een uitwisseling plaatsvindt met die schil. En zelfs als dat laatste niet het geval is, zorgen we ervoor dat er een invoermodule beschikbaar komt waarmee dat wel kan.’

Wiersma: ‘Basisprincipe is dat het systeem gedragen wordt door de 22.000 leden, dat het systeem vanuit het veld gevoed wordt, waarbij duidelijk is welke partij op welk niveau een rol speelt als het gaat om overkoepeling van gegevens. Zo kan als dat nodig is een FBE op basis van eenduidig in het Nederlands Wild Registratie Systeem ingevoerde cijfers snel op WBE-niveau inzicht krijgen in de stand van zaken bij een bepaalde wildsoort, maar dat kan als we dat willen ook gelden voor medewerkers van de leerstoel Faunabeheer van Stichting De Eik te Wageningen. Met de gegevens van heel Nederland in de hand kunnen we tevens beleidsstukken onderbouwen. Hiervoor moeten we met alle partijen de dataconvenanten afsluiten.’

Sexy
De voordelen van een gezamenlijk opgebouwd en actueel Digitaal Faunadossier zijn evident, maar de waarde ervan staat of valt met de input van de 22.000 vrijwilligers. Hoe denkt men iedereen enthousiast te krijgen?

Wiersma: ‘Er is een communicatieplan, maar los daarvan buigt het LOFB zich sowieso over de vraag hoe we mensen zo goed mogelijk kunnen motiveren. Op de ledenvergadering van de KNJV heb ik geroepen: “Meedoen moet sexy zijn”. Van een aantal aanwezigen had ik meteen de lachers op de hand, maar het raakt wel de kern van de zaak. Bij de implementatie van dit systeem zullen de WBE’s een cruciale rol spelen.’

Peeters: ‘Laten we niet vergeten dat het niet allemaal nieuw is wat we gaan doen. Er is al veel waardevols. Ten aanzien van het grofwild in de leefgebieden zoals de Veluwe of de ganzen en eenden in de rivieren en kustgebieden zijn bijvoorbeeld dankzij de WBE’s al heel veel data beschikbaar en bruikbaar. Die lijn willen we doortrekken. Elke wildbeheerder moet direct zien wat zijn bijdrage is aan het geheel en merken dat het eenvoudiger wordt zijn taken uit te voeren. Waar we als taskforce aan werken, is een tweetrapsraket: eerst goed implementeren en voorlichten en dan als samenwerkende verenigingen zorgen voor tastbare resultaten van de input.’

Goud

In hoeverre kan het Digitaal Faunadossier het maatschappelijk draagvlak voor het faunabeheer in dit land versterken?

Borst: ‘In een aantal provincies heeft men veel gegevens over de vos verzameld. De discussie die in andere delen van het land rondom deze soort nog vaak gevoerd wordt, is daar inmiddels een gepasseerd station. Hopelijk geldt dat straks in zijn totaliteit voor heel Nederland en daarbij denk ik uiteraard niet uitsluitend aan de vos.’

Peeters: ‘Het op landelijke schaal benaderbaar, inzichtbaar, vergelijkbaar en bruikbaar maken van populatie- en afschotcijfers is het fundament onder dit systeem. Waar we naar streven is een systeem dat gebaseerd is op dezelfde gegevens in het hele land over een reeks van jaren omdat we met dergelijk materiaal straks goud in handen hebben. Goud voor de soortbescherming, goud voor onze achterban en dus goud voor het werk dat onze achterban allemaal doet.’

Privacy-wetgeving

Is het de bedoeling dat de reeds aanwezige gegevens tevens worden ingevoerd in het systeem?

Borst: ‘Ik noem het liever doorbouwen op de bestaande gegevensstroom en het volledig maken daarvan.

Peeters: ‘We denken bijvoorbeeld aan aansluiting op de WBE- databank van de KNJV maar ook op de databanken van de andere verenigingen.’

Borst: ‘Als het gaat om tellen, monitoren en afschot, leggen we datgene aan best practices die er al zijn, in de standaard vast. We gooien dus allerminst het kind met het badwater weg, maar zien het als basis voor een verdere verbetering die bovendien meerwaarde oplevert. Natuurlijk willen we geen trendbreuk in de waardevolle data die er reeds zijn.’

Wiersma: ‘Al was het maar omdat het technisch gezien heel eenvoudig is bestaande datastromen aan elkaar te knopen en daar statistieken aan te ontlenen.’

Borst: ‘Overigens hebben we niet alleen gekeken naar de behoefte in eigen kring, maar ook naar de wensen van FBE’s en provincies. Wij weten waar de belangen van onze afnemers liggen en spelen daar op in. Zo ook bij de Gegevensautoriteit Natuur.’

Wiersma: ‘Niet onvermeld mag blijven dat we bij dat alles scherp letten op de privacy-wetgeving. Degenen die in het veld zorgen voor de input kunnen ervan verzekerd zijn dat hun persoonlijke gegevens in dit systeem niet op straat komen te liggen.’

Meten is weten
Wat moet er nog gebeuren voordat het Digitaal Faunadossier volledig operationeel is?

Wiersma: ‘Er wordt thans hard gewerkt om het gereedschap te bouwen. In concreto moet je denken aan een internetapplicatie die men zowel thuis als mobiel kan voeden. Parallel daaraan zijn we bezig met het doorontwikkelen van de afspraken tussen de verschillende partijen die gelieerd zijn aan dit project, om aldus tot de beoogde samenwerking te komen.’

Peeters: ‘Nogmaals: datgene wat bestaat willen we inpasbaar maken in die schil. We willen niemand uit zijn bestaande praktijk drukken, maar die praktijk juist ondersteunen en de mogelijkheid ook bieden waar deze nog niet bestaat. Met als doel het gezamenlijk tot stand brengen van die ene belangrijke databank. De “S” van samenwerking is, met andere woorden, essentieel.’

Wiersma: ‘De kern van dit hele verhaal is in drie woorden samen te vatten: meten is weten. Toch wil ik niet verhelen dat dit initiatief een proces van vallen en opstaan is. Gaandeweg heb je te maken met mensen die op het laatste moment op de trein springen, aan de noodrem trekken of zelfs van de trein willen springen.
Het blijft mensenwerk. In dat licht is het heel belangrijk alle neuzen dezelfde kant op te houden. Soms moet je het individueel belang ondergeschikt maken aan ons gezamenlijk belang.’

Borst: ‘De jager en wildbeheerder doet goed werk in Nederland. Die willen we bedienen door ervoor te zorgen dat zij hun werk zo goed en gemakkelijk mogelijk kan doen. Ook ik zit liever in het veld dan achter mijn pc gegevens in te vullen, maar het hoort er wel bij voor duurzaam behoud van de soorten waar wij mede verantwoordelijkheid voor dragen.’

Peeters: ‘Bij de WBE’s bespeur ik een toenemende gretigheid. Men wil handige instrumenten hebben om alle benodigde gegevens op een efficiënte manier te kunnen verzamelen en ondersteund worden door de verenigingen. Men is eraan toe.’


In vereniging sterk
Met welke tijdlijn moet wildbeherend Nederland rekening houden?

Borst: ‘Eind november levert de bouwer van de schil het concept op om het begin december aan de voorzitters van de vijf verenigingen te laten zien. Met inbegrip van eventuele bijsturing en proefdraaien bij een aantal WBE’s verspreid in Nederland, zullen we op 1 april 2011 zover zijn dat de ontwikkelingfase wordt afgesloten en dat de implementatie kan starten. Eind volgend jaar zullen de 300 WBE’s en 22.000 wildbeheerders ermee aan de slag zijn gegaan.’

Peeters: ‘Komend voorjaar willen we in elke provincie met een WBE proefdraaien op het gebied van tellingen. We zullen regelmatig met nieuws naar buiten treden en de consulenten van de KNJV zijn getraind om waar nodig voorlichting te geven. Laat ik het zo zeggen: rond dit thema wordt het niet meer stil.’

Borst: ‘Dat geldt voor alle vijf partijen, want dit is voor alle betrokkenen een hoofdzaak.’ Wiersma: ‘Vanaf nu laten we op transparante wijze zien dat dit voor alle partijen toegevoegde waarde heeft. Het scenario waar we naartoe werken, is dat iedereen er gewoon bij wil horen, dat elke wildbeheerder denkt: ja, dat Digitaal Faunadossier is precies wat ik nodig heb en daarom draag ook ik mijn steentje bij om het zo volledig en up-to-date mogelijk te maken.’

Borst: ‘Dit project is inderdaad pas succesvol als de samenwerking daadwerkelijk inhoud krijgt.’

Peeters: ‘Dat succes gaat er komen, dat voel ik, maar heeft wel als voorwaarde dat alle partijen zich richten op wat ons verenigt in plaats van wat ons scheidt. Ik spreek in dit verband graag van ”in vereniging sterk”. Als we die gedachte levend houden, zijn we met z’n allen winnaars in die zin, dat we jagend en wildbeherend Nederland als professionals neer kunnen blijven zetten. Je moet kunnen laten zien dat je gezamenlijk de nieuwe mogelijkheden benut die digitalisering ons biedt. Die kans ligt er en die moeten we met beide handen pakken door de handen nu ineen te slaan. Er is geen weg terug.
Het is nu of nooit.’