Winterwandeling? Welke winter? Zweten was ‘t! ’s Morgens rond een uur of tien gaf de buitenthermometer op ons tijdelijk verblijf al aan dat het 8 graden was. Maar toch die trui onder die dikke jas aangetrokken… Spijt!

Mijn eerste winterwandeling zou door het Otterlose Bos gaan. Dit bosgebied ligt ingesloten tussen Otterlo, het raster van de Hoge Veluwe en de weg tussen Otterlo en Schaarsbergen. Van oudsher is het een markenbos dat door de bewoners van Otterlo gemeenschappelijk gebruikt en onderhouden werd. De vele eiken die er stonden leverden hout voor allerlei doeleinden maar ook schors voor de leerlooierijen in de omgeving. Omdat het in voorgaande eeuwen omringd is geweest door stuifzand is aan de plaats en de vorm van steile heuveltjes te zien hoe in de loop der jaren de plaats en de grootte veranderden. Deze heuveltjes zijn de ondergestoven randen van het bos, de zogenaamde randwallen.
Toen Anton Kröller in het begin van de vorige eeuw begon met het verkrijgen van gronden voor zijn jachtterrein was het Otterlose Bos in bezit van diverse eigenaren. Een erfgename van één van hen heeft altijd stand gehouden tegen de uitbreidingsdrift van Kröller en ergens in het bos is dan ook nog steeds het “paadje van de freule” te vinden, twee rijen beuken die de scheiding vormden tussen haar grond en die van Kröller, die meermalen bij haar zou hebben aangedrongen om ’t stuk grond toch maar te verkopen: “ach deerne, doe mij toch dat stukje bos!” Ze heeft er nooit aan toegegeven want ze had daar een klein hutje staan waar ze graag verbleef. Na haar overlijden is het door haar erfgenamen aan Natuurmonumenten geschonken die het later geruild heeft met het Park. Zo is het hele stuk bos- en heidegebied langs de Arnhemseweg uiteindelijk toch eigendom van De Hoge Veluwe geworden, al heeft Kröller dat niet meer mee mogen maken.

Rond een uur of half elf vertrokken mijn vrouw en ik vanuit ons tijdelijk verblijf naar Carnegie’s Cottage, een redelijk luxe hotel met een schitterend uitzicht over de heide aan de noordkant van ons wandelgebied. Er werd kennis gemaakt met de medewandelaars die zich daar verzamelden. Toch wel leuk, zo krijg je ineens gezichten bij namen die je veelvuldig op ons forum tegenkomt!

Zoals bij elke wandeling en excursie waren er ook nu weer honden bij die ravottend, blaffend en springend kennis maakten. Ik vind dat altijd heerlijk om te zien: er wordt wat gesnuffeld en gekwispeld en al gauw is het goed en wordt er ongecompliceerd in het rond gedold. Soms denk ik dat wij mensen nog een hoop kunnen leren van die manier van communiceren…

Na een korte uitleg van Olinda over wat ons allemaal te wachten stond gingen we al pratend en zwoegend door het zand op pad. Hier en daar werden angstvallig hoofddeksels vastgehouden want de wind deed knap zijn best om ze weg te krijgen. Mooi om te zien waren de zandduveltjes, kleine opwaaiende zandwolkjes die eerst even ronddraaien en dan als een mistflard verdwijnen. Zo moet het er hier eeuwen geleden ook uitgezien hebben.
De honden vlogen van links naar rechts over de heide maar toen we de eerste randwal bereikten werden ze aangelijnd. Ik dacht eerst dat dat kwam omdat ze in het bos niet los mogen lopen maar even later begreep ik dat dat gewoon luiigheid was… “Kom op, trek me maar omhoog!”. Het was dan ook een flinke klim over uitgestoven wortels en door mul zand. De nattigheid van de voorgaande dagen was al behoorlijk weg gewaaid.

Links, rechts, omhoog en omlaag sjouwden we richting raster van het Park en kruisten daarbij de Karweg en de Boveneindseweg, oude hessenwegen zoals die op de hele Veluwe te vinden zijn. Daarnaast werd de Karweg in het verleden ook wel gebruikt om overleden inwoners van de gehuchten Deelen en Hoog Baarlo naar de kerk en hun laatste rustplaats in Otterlo te vervoeren. De paarden liepen daarbij de toplaag van de paden los, vooral tijdens de klim over een randwal, waardoor die uitstoof. In de loop der jaren kwamen de paden dan ook steeds dieper te liggen zodat het nu prachtige holle wegen zijn.


Het paadje door het Jeneverbessenbos was smal en kronkelend. De dichte dekking van de struiken is duidelijk een geliefde plek voor ’t grofwild want er zijn héél veel wissels te vinden. De prenten in het mulle zand lieten duidelijk zien dat er echt van alles zit, rood-, ree- en zwartwild. Dat we daarvan geen levende bewijzen gezien hebben was te danken aan het weer (wann der Wind jagt, soll der Jäger nicht jagen).
Ergens op het pad lagen op een paar meter afstand van elkaar twee hoopjes veren, één van een specht en één van een houtsnip (of vliegend varken…). Op zich natuurlijk niets bijzonders, restanten van dode dieren kom je tegenwoordig wel vaker tegen in bos en veld. Dit maal was het reden genoeg voor een klein wetenschappelijk en instructief intermezzo: was dit het resultaat van de vraatzucht van een roofdier of van een roofvogel (ok, een roofvogel is ook een dier, maar je begrijpt wat ik bedoel…)? Kijk naar de uiteinden van de veren: zijn die onbeschadigd, dan is het werk van een roofvogel want die trekt de veren altijd compleet uit de prooi terwijl de rovers op vier poten ze altijd afbreken.

En zo waren we bij de Arnhemseweg aangekomen. “Is dit nu al het einde? Waar is de beloofde koek-en-zopie dan?” dacht ik even. Maar nee, het ging nog even verder, de weg werd overgestoken en door een klaphekje verdwenen we in de Planken Wambuis.
Achter me hoorde ik iemand suggereren dat de koffie- en theepauze wel eens in de voor sommigen bekende theeboerderij van De Mossel gehouden zou worden, vooral toen we over (of is het door?) het Mosselse Zand zwoegden. “Nee hè, alsjeblieft niet, da’s nog veel te ver, dat red ik niet!” klaagde een ander. En dus gingen we de andere kant op. Opvallend was het verschil tussen de ene en de andere kant van het raster: in Planken Wambuis is de zandverstuiving nooit toegankelijk geweest en dus is die tot pal aan het raster helemaal dicht gegroeid.
Aan de westkant van de zandverstuiving was duidelijk te zien dat deze door ’t stormachtige weer van de laatste dagen aan het bewegen was: de hellingen waren glad en strak en het bosgebied in de omgeving was bedekt met een fijn laagje wit zand. Ik kon me voorstellen hoe op deze manier hele bospercelen en kleine gehuchtjes opgeslokt werden.

Het pad door het Otterlose Buurtbos kronkelde behoorlijk, hier is een creatieve geest bezig geweest om de eentonigheid van lange rijen bomen (productiebos) in ieder geval voor de recreant wat aantrekkelijker te maken. Het bos wordt langzaam omgetoverd tot een wat natuurlijker geheel, beetje ruimen hier, beetje laten gaan daar, beetje laten liggen, allemaal goed voor de biodiversiteit!
De laatste loodjes waren zwaar maar de geur van koffie en goulashsoep hielpen ons verder. Nog een klein stukje, nog één klaphekje en ja, daar was de “koek-en-zopie” eindelijk!! Op de parkeerplaats van de Wije Werelt, een mega-camping, stond de auto klaar voor de kofferbakverkoop. Heerlijk, soep, koffie, neut (voor hen die daar behoefte aan hadden), stukje stokbrood, echt perfect! Dank aan Maaike Strikwerda die dank zij een oproep op het forum de catering voor ons uitstekend verzorgd heeft.

Na een welverdiende pauze vertrokken voor het laatste stukje terug over de Arnhemseweg  het Otterlose Bos weer in, een klein stukje langs het raster van De Zanding, een andere mega-camping rond een natuurlijk meertje dat als openlucht-zwembad gebruikt wordt. Het klimmen en dalen begon weer, toch leuk om op zo’n korte afstand zulke verschillen te zien.

Uiteindelijk kwamen we weer over de zandverstuiving bij Carnegie’s Cottage en was het vermoeiende deel van de wandeling ten einde. Om even op adem te komen trok een deel van de groep naar De Waldhoorn, een eenvoudig restaurant in het centrum van Otterlo om daar de één of andere versnapering te nuttigen. Binnen werd de tent een weinig verbouwd, niet dat wij hooligans zijn maar er moest een grote tafel gecreëerd worden waar iedereen aan plaats kon nemen. Er ontstonden al snel geanimeerde gesprekken, toch anders dan tijdens een wandeling omdat hier iedereen bij elkaar zat in plaats van lopend in een lange sliert door het bos.
Tijdens één van die gesprekken werd mij duidelijk gemaakt dat ik dit jaar toch vooral mee moet naar De Mossel, kennelijk heeft men daar een nieuwe keukenhulp nodig…
Uiteindelijk werden we rond half vier min of meer de deur uitgekeken want men had de ruimte vanaf vier uur gereserveerd voor een ruitergezelschap. ’t Is hier niet de juiste plek om mijn verbazing over dat gezelschap te uiten, zij zullen immers ook wel vreemd hebben gekeken naar dat stelletje woudlopers aan “hun” tafels.

Mede namens mijn vrouw wil ik Katinka en Olinda heel hartelijk bedanken voor deze geslaagde winterwandeling. Ondanks een klein persoonlijk ongemak heb ik genoten van de omgeving waar we nu toch al een paar jaar onze vakantie vieren. We hebben toch weer dingen gezien die nieuw waren.
Ook Maaike Strikwerda wil ik nogmaals hartelijk danken voor de goede zorgen. Lekker, voedzaam en overvloedig, helemaal goed.